15 april 1964. benoemd, doch nog niet in functie is getreden. Deze ambtenaar moet namelijk een opzeggingstermijn in zijn vorige gemeente in acht nemen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, c. J. Meerding, Braamweg 49 te Soest voor het oprichten van een bankwerkerij en lasinrichting op het perceel Braamweg 49. De heer DIJKSTRA merkt op dat blijkens de stukken de directeur van gemeentewerken oorspronkelijk heeft geadviseerd, niet toe te staan dat laswerk- zaamheden in dit bedrijf worden verricht. Het college heeft dit advies niet over genomen. Bij de stukken lag een verzoek van een van de omwonenden om ervoor zorg te dragen, dat alle apparatuur gegarandeerd storingvrij zal zijn. Daarom trent is geen voorwaarde opgenomen. Omtrent deze twee punten zou spreker gaarne nader worden ingelicht. Zijn fractie is van oordeel, dat er redelijkerwijze geen gronden kunnen worden aangewezen om dit bedrijf te noodzaken te verhuizen. Dit bedrijf is echter bijzonder ongunstig gesitueerd, te midden van een woonwijk. Beziet men de geschiedenis van andere bedrijven, dan bestaat hierin toch wel een gevaar. Deze bedrijven bereiden zich steeds uit, zonder dat men dan afdoende kan optreden. Men kan wel beperkingen opleggen en trachten de belangen van de omwonenden zoveel mo gelijk te beschermen, maar dergelijke bedrijven blijven in een woonwijk bezwaar opleveren. Mevrouw POLET-Musier verheugt het dat hief gebruik is gemaakt van de mogelijkheid, dat de raad ontheffingsvoorwaarden vaststelt. Tot wie moeten omwonenden zich nu precies wenden, wanneer een be drijf zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt? Is dat adres gemeentewerken of is het de afdeling I? Dit is bij het publiek niet bekend. Het publiek denkt ook wel, dat men in dergelijke gevallen de politie moet waarschuwen. Nu er voor deze zaken een speciale ambtenaar komtis het noodzake lijk dat bij iedere overtreding onmiddellijk wordt opgetreden. Men heeft in de gemeente al enkele gevallen, waarin de gestelde voorwaarden steeds met de voeten worden getreden en waaraan kennelijk niets te doen valt. Het is daarom goed dat zoveel mogelijk mensen weten, waartoe zij zich moeten wenden, indien een bedrijf zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. De wethouder VAN ZADELHOFF zegt dat het advies van de directeur om de volgende reden niet is gevolgd. Bij nadere informatie is het het college ge bleken, dat de bankwerkerij en de lasinrichting eigenlijk aan elkaar vastzitten. Wanneer men het lassen verbiedt, betekent dit eigenlijk dat het bedrijf moet ver dwijnen. Vandaar dat men over het bezwaar van het lassen is heengestapt. Het storingvrij maken van de apparaten wordt tegenwoordig automa tisch in iedere hinderwetvergunning voorgeschreven. De heer DIJKSTRA: Ik heb het niet bij de voorwaarden kunnen vinden. De wethouder VAN ZADELHOFF: Neen, dat staat in de voorwaarden, die burgemeester en wethouders stellen in de hinderwetvergunning Wanneer spreker naar omliggende gemeenten kijkt en ziet hoe men daar in moeilijkheden zit met vele bedrijven midden in de stad, dan heeft hij het gevoel dat men dit in Soest moet trachten te couperen, om niet voor de situ atie te komen te staan, dat een bedrijf langzamerhand te groot wordt en uit de bebouwing weg moet. Dat is echter schone theorie. Anderzijds meent hij nldat men begripdient op te brengen voor degenen die nog de moed opbrengen om in de tegenwoordige tijd - waarin men eigenlijk alleen met enorme grootheden werkt - zelf een bedrijf op te richten. Naar zijn oordeel moet men dergelijke gevallen niet afdoen met het advies, maar een terrein a raison van 30,-- h. 35,per m2 (plus esthetische eisen ten aanzien van gebouwen) op een industrieterrein te kopen, doch moet hun de mogelijkheid worden gegeven een been aan de grond te: krijgen. Dat is de praktijk die tegenover de schone theorie staat en de gemeente eenvoudig voor de situatie plaatst dat begrip nodig is. De heer DIJKSTRA: Het afwijzen is moeilijk; dat geef ik u zeker toe. De wethouder VAN ZADELHOFF: Wanneer we glashard al deze dingen zou- - 61 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1964 | | pagina 62