17 november 1965. zullen herinneren - zich daartegen met klem verzet, zeggende: Wat wij als ge meente gaan doen, moeten wij als gemeente dan maar zelf weten, maar wij behoe ven echt niet de loper uit te leggen voor de Rijkswaterstaat voor wat betreft de aanleg van de weg over de Eng. De heer ORANJE: Volkomen juist.' De wethouder HILHORST vervolgt dat hiermede duidelijk het bewijs is geleverd, dat die weg toen voor wat betrof het voorstel van burgemeester en wethouders was bedoeld als een tracé over de Eng dat door de gemeente zelf zou moeten wor den aangelegd. Dit had dus toen al niets te maken met een eventuele rijksweg, doch betrof een principebesluit van de Soester gemeenteraad om te zijner tijd over de Eng een weg aan te leggen. Het spijt spreker dat de heer De Bruin na de commissievergadering van vrijdag j.1. blijkbaar weer nieuwe ideeën heeft opgedaan en het nu doet voorko men alsof hij vrijdag niet volledig met het antwoord van burgemeester en wethou ders akkoord is gegaan. De heer ORANJE zegt dat hij persoonlijk uit de opmerking van de wet houder dat er bij de heer De Bruin na de commissievergadering van vrijdag nieuwe elementen naar voren zijn gekomen, een beetje het gevoel krijgt dat de wethouder wil zeggen, dat de heer De Bruin hierover nader heeft gesproken in zijn fractie. De wethouder HILHORST: Misschien wilt u een beetje rechtop gaan zit ten. Dan kan ik het nog horen ook! De heer ORANJE: Ik wil erg graag dat u het ook hoort, want ik geloof dat wij veel dichter bij elkaar staan dan wij denken. Voortgaande zegt spreker te willen vooropstellen, dat het helemaal de zaak van de heer De Bruin is of en in hoeverre de heer De Bruin op diens vragen wil terugkomen. Toen de heer Hilhorst indertijd met betrekking tot de raadsbeslui ten tot aankoop van de panden van Westerveld en Vellinga geacht wenste te wor den te hebben tegengestemd, had spreker, zoals de heer Hilhorst zich misschien zal herinneren, daarvoor en voor diens desbetreffende motieven alle waardering. De betrokken discussie ging uit van de veronderstelling dat het ging om een rijksweg. In die discussie heeft spreker zich verzet tegen de aanleg van een rijksweg, ingegraven en al, door de Eng heen. Hij heeft daarbij echter ook ge steld, dat iedereen zich zou kunnen voorstellen, dat er bij gelegenheid een straat (hij sprak van "straat" om het contrast goed te laten uitkomen) zou moeten komen. Wanneer men daar huizen gaat bouwen, moet daar ook een straat, een verbindingsmogelijkheid, zijn. Dit alles doet hem zeggen dat de wethouder Hilhorst en hij veel dichter bij elkaar staan dan de wethouder op het ogen blik laat voorkomen. Sprekers verzet richtte zich tegen het leggen van een rijksweg in de lengte over de Eng; hij heeft zich nooit verzet tegen de aanleg van een ge meentelijke straat over de Eng. (Er ligt daar nu ook een gemeentelijke weg, zij het in een primitievere vorm dan die welke men zich voor de toekomst voor stelt) Hij zag het als een schrikbeeld voor zich, dat men in Soest het tegen deel zou doen van wat men overal in den lande ziet, dus dat men in plaats van doorgaande wegen zoveel mogelijk buiten de kom van de gemeente te houden, een met name voor het doorgaande verkeer bestemde rijksweg in de lengte door de Eng zou leggen. Daarom verheugt het hem dat er nu terzake bij de Rijkswater staat een ander plan komt en zich daar terzake een andere ontwikkeling voor doet. Hij wil nogmaals zeggen, nooit te hebben gesteld dat er over de Eng geen straat kan of mag of zal komen. Dit is nooit gesteld. Laat men dit dan nu ook niet stellen. Dit is, voorzover spreker diens bedoelingen kent, ook niet de be doeling van de heer De Bruin. De wethouder HILHORST: Ik heb niets gesteld, hoor! De heer ORANJE: Wij moeten hier niet de schijn van een verschil van mening op werpen die er niet is.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1965 | | pagina 148