20 januari 1965.
Hij stelt hoge eisen aan de overheid en als hij zelf deel uitmaakt
van die overheid, stelt hij heel hoge eisen aan zichzelf. Omdat hij
zulke hoge eisen aan de overheid stelt, verafschuwt hij ook alles in
het handelen van de overheid wat niet recht door zee is, wat niet
eerlijk is en wat niet waar is. Wij hebben hier in deze bijkans twin
tig jaren met elkaar geprobeerd, op een behoorlijke manier, op een
eerlijke manier ons werk te doen, om op een eerlijke manier en niet
achterbaks te besturen. Ik geloof dat dat toch ook wel een van de
zaken is die hun stempel hebben gedrukt op de afgelopen twintig jaar.
De ideeën over het besturen en over de wijze van besturen van de heer
Van Zadelhoff zijn ook mijn eigen ideeën. Misschien is dat wel een van
de redenen, waarom wij het in het college zo goed met elkaar konden
vinden. Dit straalt vanzelf af op de raad. Een rammelend college krijgt
als resultaat een rammelende raad, geloof ik. Wanneer het college homo
geen is, over de grote lijnen één van gedachte is en over de wijze van
besturen eensgezind is, dan weerspiegelt zich dat in de raad en dan
komt deze gelijkgerichtheid ook bij de raad tot uiting. Ik geloof dat
dit naast al het zakelijke en al het harde werken dat hij heeft gedaan
een van de zaken is, die dank zij de heer Van Zadelhoff een stempel
op deze periode heeft gedrukt
Ik kan mij voorstellen, dat de heer Van Zadelhoff in de brief
waarin hij bedankt als wethouder schrijft, dat dit voor hem een ge
weldig moeilijke beslissing is geweest. Wanneer je je zelf zo lang
vereenzelvigd hebt met het werk dat je doet, wanneer je er zo helemaal
achter hebt gestaan en er zo van vervuld bent geweest, dan valt het
niet mee om eruit te stappen en om het halverwege in de steek te la
ten. Wij hebben het er wel eens over gehad, dat het zo prettig is om
iets af te maken en de heer Van Zadelhoff heeft nu het idee, dat hij
het niet heeft afgemaakt. Ik heb hem getroost met de gedachte, dat je
dit altijd hebt en dat hij als hij nog vijf of tien jaar wethouder zou
blijven en er dan zou uitstappen, ook het idee zou hebben, het niet
te hebben afgemaakt. Dat is nu eenmaal de tragiek van ons leven - wij
maken het niet af. Wij werken er een tijdje aan en wij geven het weer
door aan onze opvolgers. Ik geloof dat het wijs is om je daar bij neer
te leggen. Dat neemt echter niet weg, dat het loslaten met het gevoel
van Ik had er nog verder aan willen werken", toch altijd moeilijk is.
De heer Van Zadelhoff heeft dat gedaan, uit plichtsgevoel, ook weer als
bestuurder, omdat hij de overtuiging heeft dat het bestuur (zij het dan
niet het gemeentebestuur) ermede wordt gediend, wanneer hij daaraan
voorlopig op een andere wijze deelneemt. Dat hebben wij te respecteren.
Het zal niet meevallen - de heer Hilhorst heeft daarop al geduid -, al
zijn werk zo maar over te nemen. Dat kan ook niet; ieder heeft zijn
eigen stijl van werken en natuurlijk zal er sprake zijn van een ver
andering. Maar wij nemen in deze raad dan toch wel afscheid van u,
mijnheer Van Zadelhoff, met een gevoel van grote dankbaarheid voor het
vele, vele werk dat u in het belang van de gemeente heeft verricht en
voor de manier waaropu dat heeft gedaan. Ik dank u zeer, mijnheer Van
Zadelhoff
De heer HOM spreekt hierna als volgt
Mijnheer de voorzitter.
Mij is verzocht, namens de K.V P.-fractie enkele woorden tot
de heer Van Zadelhoff te richten
Mijnheer Van Zadelhoff!
Toen u enkele jaren geleden op de lijst kon worden geplaatst als kandi
daat voor het lidmaatschap van de provinciale staten en u daardoor een
plaats in dat college kon bemachtigen, hebben verschillenden tegen el
kaar gezegd: Dat zou op een gegeven moment wel eens het einde kunnen
betekenen van een periode als wethouder van de gemeente Soest.
- 18 -