24 maart 1965.
Wie uit de richting Utrecht komt kan in Soesterberg gebruik maken
van enige rechts van de weg gelegen benzinepompen en het is dan dus volkomen
zinloos, gebruik te maken van een op dezelfde hoogte, links van de weg gele
gen benzinepomp.
Spreker zal doen onderzoeken of het mogelijk is, dergelijke ma
noeuvres te voorkomen door het treffen van bepaalde verkeersmaatregelen.
Wanneer dit mogelijk blijkt, zal de Rijkswaterstaat (waarop men voor wat
betreft het nemen van maatregelen te dezen is aangewezen, aangezien het
hier een rijksweg betreft) worden geadviseerd, bedoelde maatregelen te
treffen
Hierop wordt het schriftelijke antwoord van burgemeester en wet
houders voor kennisgeving aangenomen.
53(3) Voorstel tot vaststelling van het uitbreidingsplan voor gronden kadastraal
bekend sectie E, nr3038 c.a. gelegen ir. Soesterberg.
De heer DIJKSTRA meent zich te herinneren dat enige jaren geleden
in de Soester gemeenteraa.d een uitgebreide discussie met betrekking tot dit
onderwerp heeft plaatsgehad tussen het toenmalige raadslid de heer De Haan
en het college van burgemeester en wethouders. Hij dacht dat het college
toen in het geheel niet voelde voor een wijziging van het uitbreidingsplan
en dat pas na een nader onderzoek en een uitgebreid gesprek aan de N.V.
Interlas toestemming is verleend om op dit terrein een tweetal huisjes te
bouwen. Heeft het college zijn inzicht intussen wat gewijzigd en wordt op
grond daarvan nu zo vlot voorgesteld, toe te stemmen in het stichten van
gebouwen op' dit terrein, of zijn er intussen andere aspecten gekomen, waar
door het college anders tegenover deze zaak is komen te staan?
De VOORZITTER meent zich te herinneren, dat de door de heer Dijk
stra bedoelde discussie in de raad niet alleen verband hield met de bebou
wing van dit terrein, maar ook met een hi nderwet aanvrageHij ineent. dat
toen ontheffing moest worden verleend van de "Zoneverordening Hinderwet"
voor een heel klein gebouwtje op dit terrein. Het college heeft toen voor
gesteld, die ontheffing uitsluitend voor dat gebouwtje te verlenen; waarbij
een en ander zo eng mogelijk werd omschreven. Naar aanleiding daarvan is
toen, naar spreker meent, een discussie ontstaan waarbij werd gevraagd;
Waarom moet dit zo krapjes worden gemeten?
Het college heeft daarop toen geantwoord; Wij wensen niet dat dit
terrein, dat te midden van een villabebouwing ligt, een industriële bestem
ming krijgt
De heer DIJKSTRA: Maar u had nogal bezwaren.
De VOORZITTER: Ja, op deze gronden, dat industrieën op dat punt, tussen die
villa's, ongewenst is. Aan de achterzijde grenst dit terrein aan het vlieg
veld. Dat geeft natuurlijk een sfeer die niet de rust heeft van een villa
wijk, maar de buren hebben die rust nog wel, althans zij proberen die in
ieder geval ondanks het achterterrein nog zoveel mogelijk te handhaven.
Spreker vervolgt dat men in dit voorstel zal hebben gezien, dat
deze grond niet een bestemming voor industrieterrein heeft gekregen, maar
dat hij is bestemd voor bebouwing met kantoren, magazijnen en laboratoria.
De belangen van de maatschappij die eigenaresse is van deze grond brengen
mee, dat zij graag op deze plaats gevestigd wil blijven. Er hebben bespre
kingen plaatsgehad over de aard van de daarvoor benodigde bebouwing. Het
College heeft daarbij vastgehouden aan zijn standpunt, dat op deze plaats
geen industriële bedrijvigheid zou moeten ontstaan. De betrokken maatschap
pij heeft toen gezegd: Maar daar gaat het ons ook niet om; wij zijn in
hoofdzaak handelskantoor - wij moeten hier onze kantoren hebben, wij moeten
voor onderzoekingen een laboratorium hebben, wij moeten opslagruimte hebben
voor de dingen die wij importeren en eventueel moeten de gebruikers van deze
apparatuur kunnen worden geïnstrueerd ten aanzien van het gebruik daarvan.
Naar aanleiding hiervan heeft overleg plaatsgehad met de provinciale plano
logische dienst, die zich aanvankelijk op hetzelfde standpunt had gesteld