19 oktober 1966. Spreker meent dat de heer Westra heeft aangetoond, dat lezen, voor al het lezen van een concept-verordening, èen moeilijke zaak is. In de voorlig gende verordening staat helemaal niet, dat er subsidie moet worden gegeven. Er staat in dat subsidie kan worden gegeven. De bedoeling van het opvragen van in artikel 4 van deze verordening genoemde gegevens is natuurlijk, dat over middelen kan worden beschikt om na te gaan of het nodig is dat een vereniging die om de toekenning van een subsidie vraagt, die subsidie ook inderdaad krijgt. Het zou bijzonder vreemd zijn als verenigingen die zich zelf om welke reden dan ook, zeer behoorlijk kunnen bedruipen, een subsidie en daardoor eventueel de mogelijkheid van een contributieverlaging zou wor den gegeven. Spreker gelooft dat hieraan niet moet worden begonnen. Het opvragen van gegevens over het lopende jaar en over het komende jaar is een normale procedure bij alle subsidieverleningen door de overheid. Spreker gelooft niet dat men daarvan voor wat de onderhavige verordening betreft moet afwijken. Dezé procedure heeft er tot nu toe in de gemeente Soest met betrekking tot de verschillende andere subsidieregelingen en - verordeningen nog nooit - toe geleid, dat de betrokken verenigingen of stichtingen het gevoel hadden dat zij in de kaart werden gekeken ofüat zij door het college of door het gemeentebestuur werden bevoogd of bestuurd. Het gaat hierbij zuiver om het verkrijgen van een globaal inzicht in de financiële huishou ding van de betrokken verenigingen of stichtingen. Spreker gelooft niet dat hiertegen enig bezwaar behoeft te bestaan. Wanneer zal worden volstaan met het opvragen van uitsluitend kwitanties van betaalde zaalhuurkosten, dan zou dat tot merkwaardige consequenties kunnen leiden. Daarom heeft het col lege niet overgenomen de suggestie van een lid van de financiële commissie om het bepaalde in artikel 4 onder a en b te laten vervallen. Als antwoord aan de heer Hom zegt spreker dat in de voorliggende verordening de onderwijscommissie wordt genoemd en dat het college daarom deze zaak aan de onderwijscommissie heeft voorgelegd zonder zich bezig te houden met de vraag of deze zaak wellicht zou kunnen thuishoren in de com missie sociale zaken. De heer WESTRA merkt op dat de heer de Haan hem ervan heeft be ticht niet te kunnen lezen. Spreker weet wel dat de een beter kan lezen dan de ander en hij acht het niet uitgesloten, dat de heer de Haan beter kan lezen dan hij, maar z.i. speelt in de verordening zoals die thans voorligt het behoefte-element nergens een rol. In deze verordening staat wel "kunnen en "kan", zo zegt spreker, maar ik tart de heer de Haan aan te wijzen waar in deze verordening staat, dat dat "kunnen" afhankelijk wordt gesteld van de financiële positie van een vereniging. De heer DIJKSTRA gelooft dat het een heel normale zaak is dat ter zake van subsidieverlening de stukken worden opgevraagd die worden genoemd in artikel 4 van de voorliggende verordening. Er is haast geen vereniging die deze stukken niet heeft.en in ieder geval is de aanwezigheid van deze stukken een absolute eis waaraan moet worden voldaan door een vereniging die in aanmerking wil komen voor het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid. De heer VAN DEN BERG zegt dat hij, gezien de considerans van de voorliggende verordening, van mening is dat het aanbeveling verdient dat in de laatste regel van artikel 2 tussen de woorden "de" en "onderwijscom missie" wordt ingevoegd: commissie sociale zaken en de. De wethouder DE HAAN zegt dat hij tot zijn spijt moet constateren, dat de heer Westra ook niet kan luisteren. Ik heb, zo zegt spreker, niet gezegd dat de heer Westra niet kan lezen, ik heb alleen gezegd dat het zo moeilijk is om te lezen. De heer Westra heeft spreker met stemverheffing getart iets aan te wijzen. Spreker wil dit duidelijk terugwijzen. In de uiteenzetting van het college, die als een soort van motivering voor de vaststelling van de onderhavige verordening kan worden gezien, staat: "als gevolg daarvan komen - 190 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 191