15 december 1966. zou kunnen worden gedeclareerd. Hij dringt er bij het college op aan, als nog te proberen deze declaratiè in te dienen. Men blijkt in de mening te hebben verkeerd, dat de regeling pas 1 januari 1967 is ingegaan. Naar spre kers oordeel is de regeling echter 1 januari 1966 ingegaan, op grond van de toestand op 31 december 1965. De wethouder HILHORST merkt op dat de heer Elbertse zélf al zegt, dat de regeling op 1 januari 1966 is ingegaan. Op 31 december a.s. weet men de juiste getallen. En naar aanleiding daarvan krijgt de gemeente over dit jaar de subsidie. De heer ELBERTSE gelooft niet dat deze opvatting juist is. Hij heeft namelijk vernomen dat andere gemeenten hun declaratie reeds hebben ingediend. Men moest de aanvrage vóórl april indienen. Het is gebleken dat die termijn vrij kort is, omdat de gemeenten niet de eigen gegevens, maar die van het C.B.S. moeten gebruiken. Het is blijkbaar erg moeilijk geweest om deze cijfers vóór 1 april van het C.B.S. los te krijgen. Op grond daarvan is de datum verschoven van 1 april naar 1 juni. Spreker zou gaarne zien, dat het college ernstig nagaat, of niet alsnog een mogelijkheid bestaat om een declaratie over 1965 in te dienen. De VOORZITTER: Wij zullen nagaan of er nog een mogelijkheid is en of er misschien een vergissing is gemaakt. De heer VAN POPPELEN merkt op dat in het schriftelijk antwoord staatdat in de toekomst meer aandacht zal worden besteed aan de bouw van eengezinswoningen. Vooral gezinnen met opgroeiende kinderen zullen de voorkeur geven aan een eengezinswoning boven een flat. Wanneer de raad in de toekomst nieuwe plannen krijgt voorgelegd, wil het college daarbij dan voegen zowel een exploitatie-overzicht voor het plan als er uitsluitend etagewoningen zouden komen als een exploitatie^overzicht voor het plan als er uitsluitend eengezinswoningen zouden komen? Dan krijgt de raad een beter inzicht in de investeringen en de exploitatie met betrekking tot beide soorten van woningen. In dit verband zij erop gewezen dat in plattelandsge meenten in de omgeving - met name rond de stad Utrecht - vrijwel geen etage woningen, doch vrijwel uitsluitend eengezinswoningen worden gebouwd. De VOORZITTER zegt dat men bij de woningwetbouw heel erg wordt gedreven in de richting van het stichten van etagewoningen. Dit in verband met de grondkosten voor de eengezinswoningen. De minister stelt een be paald bedrag per woning voor grondkosten vast. En bij eengezinswoningen is het vrijwel onmogelijk met dat bedrag uit te komen. Anderzijds is er naar sprekers oordeel inderdaad heel veel belangstelling voor eengezinswoningen. Er zou een advertentie in de krant verschijnen - wethouder Hilhorst doelde hier reeds op - over de mogelijke bouw van eengezinswoningen (premiekoop- en premiehuurwoningen)Het college is erg benieuwd naar de reacties daarop van de zijde van de burgerij. Die zullen een aanwijzing zijn voor het be antwoorden van de vraag, in welke richting verder zal moeten worden ge werkt. Voor de plannen die momenteel met betrekking tot het Soesterveen on der handen zijn, is de zaak geheel verdeeld. Zowel de eerste als de tweede bouwstroom betreft etagewoningen. Daartussenin komen eengezinswoningen. En het stichten van die eengezinswoningen levert op het ogenblik de grootste problemen op. De heer VAN POPPELEN: Dat is misschien wel zo, maar ik zou gaarne kennisnemen van een exploitatie-opzet. Verschillende gemeenten rond Utrecht (Bunnik, Odijk, Werkhoven, Vleuten, de Meern en Abcoude) - ik neem aan dat het ook daar woningwetwoningen betreft - bouwen eengezinswoningen en geen flatwoningen. De VOORZITTER: Daar heeft men andere grondprijzen. Het college zal een en ander bekijken. De begroting van het woningbedrijf wordt zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. Hierna schorst de VOORZITTER te 12.00 uur de vergadering tot 14.00 uur. - 252 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1966 | | pagina 253