20 april 1966.
hebben uitgebracht van het gesprokene in de vergadering van de financiële
commissie en de commissie openbare werken waarin dit agendapunt is behan
deld. Spreker heeft echter van geen van deze beide commissies een opmer
king ontvangen, zodat hij aanneemt dat deze commissies de suggestie van
de heer de Bruin niet hebben overgenomen.
De wethouder HILHORST: Wij zijn ervan uitgegaan dat de heer de
Bruin er prijs op zou stellen om in het openbaar te praten.
De heer DE BRUIN: Dan bent u van een verkeerde veronderstellirg,
ui tgegaan.'
Voortgaande zegt spreker dat hem is toegezegd dat zijn suggestie
zou worden besproken en in zo'n geval verwacht hij ook een antwoord.
De VOORZITTER zegt dat hem dit niet bekend is.
De wethouder HILHORST zegt dat de heer de Bruin in de vergadering
van de commissie openbare werken heeft gesteld, dat het onderhavige krediet
in het geheel niet voldeed aan de voorzieningen die zouden moeten woelen
getroffen. De heer de Bruin had zich op de hoogte gesteld van de situatie
waarin de cellen zich bevonden en had daarbij zelfs attributen aangetrof
fen die naar zijn mening een gevaar zouden kunnen opleveren voor hen die
in deze cellen zouden moeten vertoeven. Daarop kon de heer de Bruin worden
geantwoord, dat de door hem bedoelde onderdelen zondermeer zouden worden
verwijderd. Bovendien kon hem worden medegedeeld, dat de vernielingen die
door een arrestant waren aangebracht, uit de gewone onderhoudspost konden
worden gefinancierd en dat het thans gevraagde krediet is bedoeld voor
het aanbrengen van een zodanige verbetering, dat mag worden verwacht dat
tot de bouw van een nieuw politiebureau het cellenhuis nog enigszins zal
voldoen aan de ter zake gestelde eisen. Spreker heeft niet begrepen dat
de heer de Bruin heeft bedoeld te zeggen: Ik kan mij hiermede niet vereni
gen/draag u wethouder, op dit in het college naar voren te brengen, opdat
het voorstel wordt gewijzigd.
De heer DE BRUIN: Dat is wel mijn bedoeling geweest.
De wethouder HILHORST: Het spijt mij, maar ik heb uw bedoelingen
niet kunnen lezen; ik heb alleen gehoord wat u heeft gezegd.
Mevrouw POLET-Musier zegt dat ook zij niet de indruk heeft ge
kregen, dat de heer de Bruin in de vergadering van de commissie openbare
werken niet akkoord ging met de hem gegeven verklaring.
De VOORZITTER meent dat iedereen zal hebben begrepen dat de heer
de Bruin in de commissies bedenkingen heeft geuit over de heel erg beperkte
verbetering van de cellen die wordt voorgesteld. De cellen voldoen niet
aan de eisen. Dat deden zij niet en dat zullen zij na uitvoering van de voor
gestelde beperkteverbeteringen nog niet doen. In de gemeente is één cel
die aan de eisen voldoet, dat is die van Soesterberg. Voor de cellen in
het onderhavige cellenhuis is wat het voldoen aan de gestelde eisen betreft
ontheffing verleend zolang deze cellen bestaan. Wanneer zij zullen zijn
verbeterd, zal wederom die ontheffing worden gevraagd en spreker neemt aan
dat zij ook dan zal worden gegeven. Zouden deze cellen wel aan de eisen
moeten voldoen, dan zou een heel dure en omvangrijke verbouwing moeten
plaatsvinden. Spreker denkt hierbij aan een bedrag van 20.000,--
25.000,- Het college acht het niet verantwoord dit te doen op het
moment dat men bezig is met het maken van plannen voor een politiebureau
dat geheel zal zijn ingericht overeenkomstig de te® 'zake op het ogenblik
en in de toekomst te stellen eisen. Daarom is het voorstel van het college
beperkt tot de meest noodzakelijke voorzieningen.
De heer DE BRUIN heeft bij zijn bezoek aan het politiebureau enige
aperte gebreken geconstateerd. Spreker heeft begrepen dat dat nu juist ge
breken waren die door hetgeen nu wordt voorgesteld zullen worden verbeterd.
Verder heeft de heer de Bruin geconstateerd dat twee cellen in een vrij
verdrietige toestand verkeerden. Die toestand is veroorzaakt door wangedrag
en - 96 -