20 september 1967. gehandhaafd blijft. Spreker was het roerend met de heer van Poppelen eens toen deze protest aantekende tegen een onprettig woord dat de heer Oldenboom gebruikt doch hij zou de heer van Poppelen er op willen wijzen dat deze even tevoren hetzelfde woord heeft gebruikt ten opzichte van de bewoners van de Wiekslo- terweg. Ik betreur, zo zegt spreker, beide uitdrukkingen, zowel die van de heer van Poppelen als die van de heer Oldenboom. De heer VAN POPPELEN: U heeft mij verkeerd begrepen.' De heer DE GROOT zegt, met betrekking tot hetgeen de heer van Poppelen heeft opgemerkt over de opheffing van de spoorlijn Den Dolder- Baarn, niet te geloven, dat men er iets aan heeft om met elkaar in de raad een soort van angst-psychose te kweken ten aanzien van deze spoorlijn. Toen hierover in vorige raadsvergaderingen werd gesproken, is van de kant van de fractie van de Boerenpartij niet het woord gevoerd, omdat deze fractie meent dat wat deze zaak betreft kan worden gesproken van een storm in een glas water. In de troonrede heeft men weer kunnen beluisteren dat de rege ring bereid is de Nederlandse Spoorwegen een ruimere vergoeding toe te ken nen ten aanzien van voor de N.S. bedrijfsvreemde lasten. Het betreft hier zuiver een interne kwestie tussen de Nederlandse Spoorwegen én het ministe rie van verkeer en waterstaat en zolang er in Den Haag nog een klein beetje gezond verstand over is, mag men er gerust op rekenen dat de spoorlijn Den Dolder-Baarn geen enkel gevaar loopt Spreker stelt vast dat wanneer men de onderdelen van de struc tuurnota stuk voor stuk zou behandelen en bespreken, men het gevaar zou lopen dat men door de bomen straks het bos niet meer ziet. Daarom vol staat hij er thans mee, nogmaals te stellen dat zijn fractie geen bezwaar heeft tegen het aanvaarden van deze structuurnota, mits dat geen enkele binding voor de toekomst met zich meebrengt. De heer ELBERTSE zegt dat hij geen bezwaar heeft tegen de struc tuurnota, doch dat hij een voorbehoud wil maken ten opzichte van de bebou wingsdichtheid zoals die is aangegeven in het renvooi op de bij deze nota behorende kaart, waarbij hij met name denkt aan het feit dat de daaraan gegeven bebouwingsdichtheid van respectievelijk 15, 20 en 40 woningen per ha in tegenstelling tot wat hoe langer hoe meer wordt nagestreefd niet zozeer wordt gezien als een minimum, maar moet worden gezien als een maximum De VOORZITTER merkt op dat het college tweeërlei verwijten zijn gemaakt. Enerzijds is het college verweten dat het te laat met deze nota is gekomen, dat het deze nota eigenlijk al een tijdje gelegen in de raad had moeten brengen. Anderzijds is het college verweten dat deze nota, om dat er geen recente rapporten in zijn verwerkt en er alleen maar een voor lopig rapport in is verwerkt, nog niet rijp is. Te bedenken zij, dat men nooit kan komen met een structuurnota waarin alles behoorlijk is bestudeerd en waarin alle rapporten zijn verwerkt. Op een gegeven moment moet men ko men met een structuurnota naar de toestand en de inzichten van dat moment. Dato.wil niet zeggen dat dan wordt gezegd: Dit is de steen der wijzen en nu wordt er niet verder gestudeerd. Men komt dan gewoon middenin de ont wikkeling met een structuurnota, waarin de stand van zaken en de inzichten van dat moment vastliggen. Natuurlijk komen er vervolgens nog weer nieuwe rapporten en nieuwe inzichten en het gemeentebestuur zal dan, als varende met een schip, steeds weer moeten bijsturen en iedere keer opnieuw zijn koers moeten bepalen. Zou men wachten op een perfecte structuurnota, dan zou er nooit een structuurnota komen. Naar aanleiding van de vraag in hoeverre deze nota bindt merkt spreker op, dat deze nota in de eerste plaats een ribhtlijn voor het col lege van burgemeester en wethouders is. Wanneer de raad deze nota aanvaardt dan wil dat zeggen dat de hierin vastgelegde algemene richtlijnen (zeer - 218 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 219