20 september 1967. betreft hier een zaak met vele aspecten en kanten. Spreker gelooft dat met de invoering van de voorgestelde regeling in elk geval wordt bereikt dat een aantal mensen dat het tot nu toe bijzonder moeilijk kreeg kan worden geholpen om uit tijdelijke moeilijkheden te raken. Hij merkt hierbij op dat het dikwijls niet een kwestie is van tot het einde de zaak opmaken, maar vaak gaat om het opvangen van een tijdelijke calamiteit. In dit verband kan b.v. ook worden genoemd het voorbeeld van iemand die een in komen heeft waarvan hij net kan rondkomen, maar die zijn huisje moet laten schilderen en via een kleine krediet-hypotheek zijn bezit kan behoeden met zijn eigen geld. Men moet hetgeen thans aan de orde is niet te veel in zijn algemeenheid bekijken; men dient té bedenken dat er van geval tot geval van verschillende situaties sprake is. Er moet inderdaad voor worden opgepast dat er geen straf op het sparen komt. Het betreft hier dan ook een tussenvorm. Men behoeft zijn be zit niet geheel pp te maken. Er is een rest. Over de hoogte van het des betreffende bedrag kan men twisten, maar dat is een punt dat ongetwijfeld eens aan de orde zal komen, aangezien in meer gemeenten de gedachte bestaat dat de desbetreffende limiet in de toekomst wellicht wat hoger zou kunnen worden gesteld. Thans is aan de orde de vraag of de gemeenteraad van Soest wil medewerken aan het scheppen van de voorgestelde mogelijkheid, die niet in de Algemene Bijstandswet wordt gegeven, terwijl uit de praktijk van het college voor de verlening van bijstand is gebleken, dat er grote behoefte aan bestaat en terwijl voorts is gebleken, dat deze mogelijkheid in de ge meenten, er reeds gebruik van wordt gemaakt, een bescheiden, doch zeer bruikbare toepassing heeft. De heer WESTRA leest in het voorliggende ontwerp-besluit dat het hier betreft inwoners der gemeente Soest die "een inkomen genieten dat ligt beneden de normen gesteld in de Algemene Bijstandswet". Wanneer het hier in de wet gestelde normen betreft, dan behoeft hierover in deze verga dering feitelijk niet verder te worden gepraat, aangezien dan voor een wijziging van die normen een wetswijziging nodig zou zijn en het wijzigen van een wet niet tot de mogelijkheden vani een gemeentebestuur behoort. Zou het hier normen betreffen die gemeentelijk worden bepaald en zou het gemeentebestuur dus desbetreffende bevoegdheden hebben, dan gelooft spreker dat het aanbeveling zou verdienen, zeer ernstig te onderzoeken of het mogelijk is die normen te verhogen, eventueel door het toepassen van een zich aan omstandigheden aanpassende glijdende schaal, waardoor souplesse kan worden betracht bij het verlenen van krediet-hypotheken als in dit voorstel bedoeld. Het met dit voorstel beoogde doel vindt spreker wel sympathiek, doch hij is van mening dat de wijze waarop dit doel wordt bereikt niet sym pathiek is en feitelijk lèfdt tot de gedachte dat men het deel van zijn be zit dat de gestelde limiet te boven gaat, het beste zo snel mogelijk kan opmaken en vervolgens compleet wordt geholpen. De wethouder DE HAAN merkt op dat de normen op voorstel van het college voor de verlening van bijstand door het college van burgemeester en wethouders worHIn gesteld. De heer WESTRA wijst er nogmaals op dat in het voorliggende ont- werp-besluit wordt gesproken van in de Algemene Bijstandswet gestelde normen. De wethouder DE HAAN merkt op dat in de Algemene Bijstandswet staat omschreven hoe de normen tot stand komen. De heer WESTRA zegt dat hij uit het feit dat in het voorliggende ontwerp-besluit wordt gesproken van "de normen gesteld in de Algemene Bij standswet" de conclusie trekt, dat in de Algemene Bijstandswet normen worden genoemd. De wethouder DE HAAN merkt op dat in de Algemene Bijstandswet slech - 237 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 238