27 september 1967. het nooit. Na die eerste avond is er meer contact met het onderwijzend per soneel geweest. Er is nog een paar keer een voorlichtingsavond gehouden en nu zijn de ogen inderdaad opengegaan en wordt beseft, dat er toch wel wat moet gebeuren. De brandweer heeft een inventaris gemaakt van de noodzakelijkste zaken. Het desbetreffende rapport betreft o.a. aanschaffingen die moeten worden gedaan. Ten aanzien daarvan heeft het college gezegd: Laten wij dit alles maar samen doen, dan krijgen wij niet al die aanvragen ex artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 apart. Verder is noodzakelijk een begeleiding door de brandweer in het kader waarvan het onderwijzend personeel er op wordt gewezen dat het moet oefenen, dat het van tevoren moet bedenken hoe het in geval van brand zal gaan. Naar spreker heeft gehoord wordt er al geoefend. Dat oefenen betreft ook het omgaan met de brandblusmiddelendoch dat vormt slechts een heel klein onderdeel. Veel belangrijker is dat het onderwijzend personeel moet weten, hoe het in geval van brand met de kinderen de school verlaat. Dan is er nog het probleem van de vluchtwegen. Er zijn scholen met vluchtwegen die in orde zijn, er zijn ook scholen ten aanzien waarvan de vluchtmogelijkheden niet in orde zijn. Dit probleem is natuurlijk iets minder gemakkelijk en wat minder vlug op te lossen dan een gebrek aan blus middelen. Er zullen nog wel eens afzonderlijke kredietaanvragen moeten komen ten behoeve van de oplossing van dit probleem. Wat het in dit opzicht tref fen van bouwkundige voorzieningen aan bijzondere scholen betreft, moeten de betrokken schoolbesturen aanvragen indienen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 225(30) Voorstel tot het verlenen van bijdragen aan muziekkorpsen. De heer DE GROOT zegt dat zijn fractie meent dat het uit een oog punt van cultureel belang beslist wenselijk is, dat er in Soest enkele goed functionerende muziekkorpsen aanwezig zijn. Deze fractie is zelfs van mening dat wanneer deze korpsen niet behoorlijk kunnen functioneren met uit parti culiere middelen bijeengebracht geld, het een taak van de overheid is, aan deze korpsen steun te verlenen. Zij vraagt zich evenwel af of wat dit betreft de gemeente financieel moet bijspringen en of er niet een rijksrege ling is die hierin voorziet. De rijksoverheid stelt grote bedragen beschik baar in de vorm van subsidies ter bevordering van de muziek: In de begro ting voor 1966 van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk is ter bevordering van de muziek voor orkesten, voor vocale kunst, voor harmonie en fanfare, voor componisten, voor toonkunstenaars, voor ma nifestaties op het gebied van de muziek, voor eregelden aan muziekkunstenaars en voor muziek dramatische kunst in totaal rond 15 miljoen aan subsidies uitgetrokken. Het moet mogelijk zijn dat de orkesten in Soest daarvan een graantje meepikken. Is er inderdaad een rijksregeling die dit mogelijk maakt? Zo ja, profiteren de korpsen in deze gemeente van die regeling? Zo ja, is het dan nog nodig dat daarenboven ook de gemeente terzake nog subsi die verstrekt? De wethouder DE HAAN merkt op dat het merkwaardig is, dat in de door de heer de Groot genoemde begrotingspost wel harmonie en fanfare orkesten worden genoemd, doch de uitwerking van die post zich beperkt tot het geven van wat subsidies voor de verenigingen van fanfare- en harmo niekorpsen. Voor het instand houden van een goede muziekbibliotheek, het organiseren van concoursen, het verbeteren van het peil enz. wordt aan centrale verenigingen, meestal federaties genoemd, een bepaalde subsidie gegeven. Maar door het rijk wordt geen subsidie verstrekt aan individuele plaatselijke korpsen. Wel worden subsidies verstrekt aan orkesten, maar dat zijn dan de grote orkesten, zoals het concertgebouworkest en de regionale orkesten; die orkesten krijgen vrij aanzienlijke rijkssubsidies. Instituten als regionale muziekscholen krijgen daarentegen zeer lage rijkssubsidies. - 257 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 258