7.
12 december 1967,
woningzoekenden (afkomstig uit Soest en elders) bezien. Er zijn dit jaar
nogal wat mensen uit Soest vertrokken, omdat het huisvestingsprobleem van
deze mensen niet was op te lossen. Er zullen minder mensen vertrekken, wan
neer men gemakkelijker een huis kan krijgen. Daarnaast is er een hele grote
groep mensen van buiten Soest die om allerlei redenen (de mensen hebben hun
werk in Soest, men vindt Soest een prettige woonplaats of men kan in eigen
woonplaats geen woning krijgen) graag in Soest willen wonen. Wanneer er weer
woningen klaarkomen zal de bevolkingsgroei ongetwijfeld weer toenemen.
Naar sprekers overtuiging is de woningnood in Soest geen kwestie
van heel korte duur. De woningnood zal ongetwijfeld nog een tijd voortduren.
Men kan thans reeds zien dat de woningnood zich in Soest onverminderd hand
haaft, terwijl er in andere delen van Nederland geen sprake meer is van wo
ningnood. De woningnood zal in nog meer delen van Nederland worden opgehe
ven, maar al die tijd zal de woningnood in Soest blijven. De nogal erg op
timistische verklaring van de minister deelt spreker ten aanzien van Soest
niet. Hij meent dat men in Den Haag vanaf 1946 deze zaak heeft onderschat.
In de eerste raadsvergadering die hij als burgemeester leidde kwam een voor
stel tot aanstelling van een ambtenaar voor het bureau huisvesting aan de
orde. Tot dat ogenblik had de aan het bureau huisvesting verbonden persoon
een arbeidscontract. Voorgesteld werd de man een vaste aanstelling te geven.
In de raad werd toen gezegd dat er sprake was van een aflopende zaak en dat
het niet juist zou zijn voor een paar jaar een ambtenaar in vaste dienst
te nemen. Er werden toen ook uitspraken uit Den Haag aangehaald. Spreker
heeft toen gezegd ervan overtuigd te zijn, dat de woningnood in Soest nog
erg lang zou gaan duren. Helaas heeft hij gelijk gekregen. Thans kan worden
gesteld dat de woningnood een aflopende zaak is, maar men zal er toch nog
wel een tijd mee te maken krijgen. Het aantal inwoners zal ongetwijfeld weer
toenemen als er huizen klaarkomen. Hetzelfde geldt voor Soesterberg.
Het college maakt zich geen zorgen over de toe te wijzen contin-
gente woningen. De minister wenst bouwstromen, omdat op deze wijze goedko
per wordt gewerkt. Er wordt meer gebruik gemaakt van industriële bouw. De
minister zal dan ook diens medewerking willen verlenen aan het in gang zet
ten van bouwstromen op plaatsen waar woningen nodig zijn. Zelfs in Soest,
hoewel de minister het liefst ziet dat er veel wordt gebouwd in plaatsen
waar de meeste behoefte is aan werk. In Soest is geen werkloosheid van eni
ge omvang. Uit dien hoofde wordt er dus geen enkele aandrang uitgeoefend
om veel te bouwen. Desondanks is spreker ervan overtuigd dat er, met het
oog op de heersende woningnood en de duidelijke groeitendensen van de
gemeente (een gevolg van het feit dat de gemeente in het westen is gelegen
en bovendien als overloop van het Gooi dient)contingenten zullen loskomen
en dat Soest in de eerstkomende jaren hard zal groeien.
Het ligt niet in de bedoeling van het college om, wanneer alle
Soester ingezetenen van een woning zijn voorzien, woningen te bouwen voor
hen die afkomstig zijn uit het Gooi. Wat deze materie betreft hebben burge
meester en wethouders andere gedachten dan het provinciaal bestuur. Het
provinciaal bestuur van Utrecht wil in een deel van de polder bij Soest een
overloop maken voor het Gooi (over-Gooi). Bovendien wil het provinciaal be
stuur het Gooi hebben. Het provinciaal bestuur zal daarom ook duidelijk moe
ten maken dat het de problemen van het Gooi kan oplossen. De overloop van
het Gooi moet daarvoor naar Utrecht gaan. Bij de woningbouw voor mensen
van buiten de gemeente denken burgemeester en wethouders in de eerste plaats
aan de buurgemeente Baarn. Baarn kan practisch niet meer groeien. Er ontstaan
natuurlijk allerlei spanningen in deze aan Soest grenzende gemeente. De werk
gelegenheid in Soest en Baarn kan eigenlijk als één geheel worden beschouwd.
Of men nu in Soest werkt of in Baarn maakt niet heel veel verschil. Het
ligt dan ook veel meer voor de hand, dat men in Soest denkt aan het bouwen
- 317 -
ize
Het
;ou
skin-
nog
-ng
ro-
ïef t
r
3
nog
ie
ipunt
3P
de
rit
d
n
land
ls
at uur
racht
ient
ft
tact
an-
meent
1
te
dan
os-
evend
;nd
en
:ht
de
e
>apier
iken
van
lan
:ing.
Ber-
5 ge-
>ok
skomen
ion
intal