12 december 1967.
juiste ontwikkeling voorkomt een foutieve planning. Men moet b,v. eens zien
wat het opruimen van bermen kost. Wanneer er door een verkeerde verkeers
planning een ongeluk meer gebeurt, kost dit de gemeente 100.000,Dit
cijfer heeft spreker niet kunnen verifiëren. Het lijkt ook hem erg hoog,
maar hij geeft het toch maar eens door. Dit zijn allemaal zaken die hij in
de aandacht van burgemeester en wethouders wil aanbevelen bij het samenstel
len van een nota over de situatie in Soest. Deze zaken zijn van het hoogste
belang en moeten de grootste prioriteit hebben.
De wethouder mevrouw WALTER-van der Togt heeft genoteerd wat de
heer Oldenboom naar voren heeft gebracht. Het college zal aandacht besteden
aan diens opmerkingen.
De VOORZITTER zegt dat de heer Oldenboom heeft geprobeerd spreker
vast te nagelen op een datum. Dat wil hij niet doen voordat hij daarover
met mevrouw Walter heeft gesproken. Het is namelijk heel gevaarlijk om een
datum te noemen. Hij wil graag toezeggen dat, en dat zal mevrouw Walter
zeker ook doen,
De wethouder mevrouw WALTER-van der Togt: Ik kan nog onvoldoende
overzien wat er allemaal aan het samenstellen van een nota vastzit. Ik kan
wel zeggen dat u de nota binnen een aantal maanden krijgt, maar ik weet niet
of dat is te realiseren.
De VOORZITTER: Het gaat om wetenschappelijk werk. Soest is veel
meer gebaat bij een goed uitgewerkte en goed uitgebalanceerde studie die
misschien wat langer duurt, dan met een stuk dat onvoldoende is, omdat het
snel werd geproduceerd.
Voortgaande zegt spreker dat hij zich niet laat vastnagelen op
een datum. Hij wil alleen de toezegging doen dat zal worden geprobeerd om
het werkelijk veel omvattende werk zo snel mogelijk uit te voeren. Dat
het om een veel omvattend werkstuk gaat blijkt ook wel uit het betoog van
de heer Oldenboom. Het is een zoeken en tasten naar een oplossing. Men kan
niet zeggen dat men de zaken precies zo moet oplossen als de buren hebben
gedaan, want de plaatselijke situatie speelt ook een rol. Wanneer dei nota
klaar zal zijn laat zich dan ook niet voorspellen. Burgemeester en wethou
ders voelen echter zelf ook wel dat het noodzakelijk is zo gauw mogelijk
in dezen tot klaarheid te komen.
De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL begrijpt dat het voor burge
meester en wethouders niet doenlijk is om zich te laten vastnagelen op een
termijn. Hij stelt voor om in de eerstvolgende vergadering van de commissie
grondbedrijf en uitbreidingsplan te spreken over hetgeen er kan gebeuren
tussen nu en het tijdstip waarop de aangekondigde nota er is. De angst be
staat namelijk dat de bepaalde bestemmingsplannen buiten de raadsleden om
- dit is geen boos verwijt, want spreker begrijpt de goede bedoelingen -
in een vrij ver gevorderd stadium zijn gekomen, terwijl de raadsleden, wan
neer zij een en ander eerder hadden geweten, wellicht nog opmerkingen had
den willen maken.
De vraag is dus of het mogelijk is in de eerstvolgende of de daarop
volgende vergadering van de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan te
praten over de mogelijkheden van inspraak van de raad tot het moment waarop
de nota is verschenen. Daarmede kan wellicht worden voorkomen dat een be
paald plan reeds in Delft is geweest en al een bepaalde vastomlijnde vorm
heeft gekregen, voordat de raad zich heeft kunnen uitspreken. Wanneer de
raadsleden alsnog opmerkingen willen maken, dan is het niet mogelijk, dat
men zich afvraagt wat die raad wel denkt. Men zou immers kunnen stellen dat
de raadsleden geen verstand hebben van stedebouwkundige zaken. Dan bestaat
de mogelijkheid dat er niets meer te veranderen valt en dat er niet meer
over een en ander kan worden gesproken.
De wethouder mevrouw WALTER-van der Togt had juist de toezegging
willen doen zowel in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan als in
- 356 -