12 december 1967.
de commissie openbare werken de voortgang van de werkzaamheden met betrek
king tot de nota te melden.
Zij heeft bovendien het plan om die bestemmingsplannen die aan
de orde zijn met de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan te bespre
ken in het stadium waarin zij zijn. Zij kan niet bekijken in welk stadium
de onderscheidene plannen zijn en ook niet of er nog voldoende inspraak
mogelijk is. Maar waar nog inspraak mogelijk is zal de commissie bij de
gang van zaken worden betrokken.
De heer BERKELBACH VAN DER SPRENKEL is dankbaar voor de toezeg
ging van mevrouw Walter.
De heer EBBERS acht de door de heer Oldenboom bedoelde netwerk
planning (dit is een planning in de tijd) voor iedereen van belang. Het
verdient aanbeveling dat iedereen van de resultaten met betrekking tot dit
onderdeel kennis kan nemen. Juist omdat het gaat om een planning in de
tijd.
De heer DIJKSTRA merkt op dat uit de hedenmorgen door de heer
Berkelbach van der Sprenkel gehouden algemene beschouwing en het betoog
van de heer Oldenboom blijkt hoeveel belangstelling de protestants-christe
lijke fractie voor stedebouwkundige problemen heeft. Deze fractie beschouwt
het als het voornaamste punt van de gehele begroting. Alles draait om dit
punt
Spreker wil nu een drietal facetten aan deze zaak toevoegen.
Deze facetten zijn in de door de heer Berkelbach van der Sprenkel en de
heer Oldenboom uitgesproken gedachten niet zo duidelijk naar vorep gekomen.
Er is vanaf 1945 met man en macht gewerkt aan de leniging van de woningnood.
Dat moest en dat kon ook niet anders. Er zal voor moeten worden gewaakt
dat men zich nu niet te blijvend blind staart op de woningnood. Hoe dan
ook, binnen vijf jaar zal - naar men hoopt - de ergste woningnood zijn op
gelost. Ook in Soest. Dan zal men geleidelijk aan de ruimte krijgen om te
gaan denken aan het tweede aspect, namelijk de ruimtelijke compositie.
De heer Oldenboom noemde dit het leefklimaat. Deze materie is noodgedwon
gen vanaf 1945 in de verdrukking geraakt. Dat kon ook niet anders. Spreker
begrijpt volkomen hoeveel alle gemeentebesturen zijn gebonden aan eisen
van rendabele exploitatie, zodat een hoge bebouwingsdichtheid eenvoudig
moest worden toegepast. Anders zou er geen goedkeuring voor het bouwen van
woningen zijn verleend. Thans ziet men echter de tegenstelling opdoemen
tussen het lenigen van de woningnood en de leefbaarheid (de ruimtelijke
compositie). Spreker wil het college op het hart binden om de bebouwings
dichtheid te verminderen zodra daartoe de mogelijkheid bestaat, ook al is
die mogelijkheid maar heel klein. Want pas dan ontstaat de mogelijkheid
om een fraaiere en meer harmonische bebouwing te krijgen. Daardoor wordt
ook voorkomen dat men, zoals thans in Eng I het geval is, bij elkaar naar
binnen kijkt. In Eng I werken de binnenplaatsen als lichtschachten. Deze
bouw valt in de praktijk bijzonder tegen. Destijds heeft de gehele raad
(ook spreker) vol bewondering gekeken naar het ontwerp Van Embden. Maar
in de praktijk is gebleken dat het erg teleurstelt. Hoe gerieflijk en hoe
uitgekookt en hoe voortreffelijk de huizen ook zijn ontworpen, de composi
tie is in haar geheel erg teleurstellend, omdat de bewoners bijzonder dicht
bovenopelkaar zitten. Het galerijsysteem is dan ook erg teleurstellend;
de privacy wordt wezenlijk aangetast.
Wat dan? Iedereen kan enkele suggesties geven, maar het is veel
juister om te doen wat de heer Oldenboom heeft aangeraden: onderzocht zal
moeten worden welke mogelijkheden er zijn. Bovendien zal men zich dienen
te realiseren dat het te lang vasthouden van één stedebouwkundig bureau
(hoe voortreffelijk dit bureau ook mag werken) ongetwijfeld leidt tot een
te grote eenvormigheid van de gehele toekomstige ontwikkeling. Er zijn
andere oplossingen, visies, mogelijkheden en instellingen.