12 december 1967. De wethouder DE HAAN antwoordt dat als de opstelling van de vraag exacter was geweest, de heer Westra een ander antwoord zou hebben gekregen. De heer WESTRA: Ik heb voorgelezen wat ik heb gevraagd.' De wethouder DE HAAN: Ik heb niet in dezelfde afdeling als u ge zeten. In het verslag van de tweede afdeling stond een vrij algemeen gestel de vraag. Het is dan voor mij moeilijk om aan de mensen van de sportstich ting om nadere gegevens te vragen als ik niet precies weet wat de bedoeling van de vragensteller is geweest. In het verslag werd min of meer de sugges tie gewekt dat de veldhuur per club zou moeten worden berekend en dat de verenigingen vervolgens zouden moeten worden gesubsidieerd. Dat was de in druk die ontstond. De heer WESTRA: Dat was de ene kant.' De wethouder DE HAAN meent op de vraagstelling van de heer Westra te zijn ingegaan. Terecht heeft de sportstichting gesteld dat het weinig zinvol is om precies na te gaan welke huur per veld of per club zou moeten worden betaald. Dat betekent extra administratiekosten voor gemeentewerken en de sportstichting om alles precies bij te houden. Het resultaat zou kun nen zijn dat de ene vereniging het gevoel heeft veel beter of veel minder af te zijn dan een andere vereniging, omdat de subsidie hoger is, daar de kosten voor het veld toevallig hoger zijn. Daardoor ontstaat er een merkfe waardige verhouding onder de verenigingen. Thans is de situatie als volgt: er is een tarievenlijst van de sportstichting. De tarieven zijn voor het afgelopen jaar opnieuw vastgesteld, de huren zijn behoorlijk verhoogd, hetgeen ook wel blijkt als men de cijfers van de onderhavige begroting vergelijkt met die van vorig jaar. De tarieven zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de tarieven die worden berekend in gemeenten in de naaste en wijdere omgeving. Voor het tennispark geldt hetzelfde. E is sprake van een geraamd huurbedrag. Aanvankelijk bedroeg de geraamde huur 8.8O0,--. In nader overleg met de tennisclub is deze huur gebracht op 8.000,Dat is een vrucht van overleg met de club. Het gehele probleem van de huur voor tennis banen is een landelijk probleem. Er is onlangs een conferentie geweest van gemeentebestuurders over de tariefstelling bij sportaccommodaties. Ook tij dens deze conferentie is men niet uit deze materie gekomen. De tendens is echter de kostenstijging van de exploitatie van sportterreinen voor wat de tennissport betreft wat minder snel te doen doorberekenen dan voor de andere sportterreinen, daar inderdaad het gevoelen bestaat, dat de tennissport vrij stevig wordt belast. Aan de andere kant zal ervoor moeten worden gewaakt dat de huren van de tennisbanen niet extra laag worden gemaakt, want dan is het te enen male uitgesloten, dat er nog ergens een particuliere baan kan blijven bestaan of kan woeden gevestigd, omdat er dan geen boterham meer inzit. De gemeente zou dan namelijk gaan optreden als een ernstige concurrent van de exploitanten van particuliere banen. De huren voor de tennisbanen zijn bepaald na: een vergelijking met de huren in Utrecht, Hilversum en Amers foort. Gezien het advies van de sportstichting i'ijken deze huren het college billijk. Alleen bestaat de algemene tendentie om in de toekomst de stijging van de baanhuren wat minder snel te doen verlopen dan de huren van de vel den voor de andere sporten. Mevrouw POLET-Muslerrapportrice van de tweede afdeling, is het niet eens met wethouder de Haan, dat de betrokken vraag niet duidelijk is geformuleerd De wethouder DE HAAN: Dat zeg ik niet, ik heb alleen niet begre pen wat de heer Westra met zijn vraag bedoelde. Mevrouw POLET-Musler zegt dat vraag 70 in het gecombineerd verslag als volgt luidt: "Een ander lid van de tweede afdeling is er voorstander van, dat alle kosten van het aanleggen van velden etc. door de gemeente via huur aan - 364 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 365