12 december 1967.
Er zijn natuurlijk meer aanvragen van bijzondere scholen, omdat
er meer bijzondere dan openbare scholen zijn. Het openbaar onderwijs wordt
door ongeveer 20% van de lagere schoolleerlingen bezocht, terwijl 80% der
leerlingen het bijzonder onderwijs volgt. Het is derhalve logisch dat het
bijzonder onderwijs ongeveer vier maal zoveel verzoeken produceert. Er is
echter geen reden om aan te nemen, dat er voor het openbaar onderwijs min
der gebeurt.
Er is een heel prettig en regelmatig contact met de schoolhoofden
van de openbare scholen.
De heer WESTRA vraagt of er resultaten bekend zijn van het werk
van het rooms-katholiek pedagogisch centrum. Dit centrum zou voor een bepaal
de school in Soestdijk extra leermiddelen krijgen. Het resultaat van de
werkzaamheden zou strekken ten bate van het onderwijs van de gehele ge
meente.
De wethouder DE HAAN zegt dat het meestal gaat om het in de prak
tijk toetsen van in teamwork opgeworpen ideeën. Er wordt een bepaalde
methodiek ontwikkeld, die men in de praktijk wil brengen. Daarvoor wordt
een aantal scholen uitgezocht. De indruk bestaat dat de door de heer Westra
bedoelde studie nog niet helemaal is afgesloten. Men wil het onderzoek mees
tal over meer dan één jaar uitstrekken. De te onderzoeken methode is wellicht
voor de eerste klasse prettig, maar het zal kunnen blijken, dat de resulta
ten in de tweede klasse minder zijn en in de derde klasse de boel zelfs vast
loopt. Uit een contact dat spreker onlangs met het hoofd van de betrokken
school had, is de indruk ontstaan, dat de studie nog niet is voltooid.
Hoofdstuk VIII wordt, voor wat de uitgaven betreft, zonder hoofde
lijke stemming vastgesteld.
De VOORZITTER stelt daarna aan de orde de inkomstenposten van de
gewone dienst.
Mevrouw POLET-Musier is het gebleken dat er van bepaalde zijden
bezwaren kómen tegen de manier van het rapporteren. Dat is heel begrijpelijk
en wellicht een gevolg van de wijze waarop het afdelingsonderzoek in Soest
plaatsvindt. Het is haar bekend dat het afdelingsonderzoek in een heleboel
plaatsen heel anders geschiedt. Verdient het geen aanbeveling de wijze
waarop het afdelingsonderzoek plaatsvindt aan een nadere beschouwing te
onderwerpen en zonodig met voorstellen te komen?
Tot nu toe werd de volgende procedure gevolgd:de leden van de be
trokken afdeling wierpen een probleem op tafel, onderling werd over dit pro
bleem gediscussieerd, waarna de rapporteur of rapportrice trachtte de
essentie van de gehele discussie in een vraag samen te vatten.
Wanneer men er prijs op stelt dat alle vragen - afgezien van de
discussie en de inbreng van de andere leden - letterlijk worden overgenomen,
dan kan men in den vervolge volstaan met een manier van afdelingsonderzoek,
die ook. geen hele dag behoeft te duren. De begroting kan dan per fractie
worden bekeken. Een fractielid kan met een lijstje vragen komen. De ambte
naar die het afdelingsonderzoek bijwoont kan de vragen overnemen en de
zaak kan met een uur of anderhalf bekeken zijn.
Uitdrukkelijk is gebleken dat de huidige manier niet de alge
hele instemming heeft. Daarom is het tijd dat men zich beraadt over een
andere wijze van afdelingsonderzoek.
De VOORZITTER vindt het verheugend dat mevrouw Polet deze kwestie
aan de orde heeft gesteld. Het verdient inderdaad aanbeveling om zich te
beraden over een zo efficiënt mogelijle organisatie van het afdelingsonder
zoek. Het is ontzaglijk moeilijk om een verslag van de afdelingsvergadering
te maken. Een mogelijkheid is ook om aan het slot van een discussie over
een bepaald onderwerp gezamenlijk de vraag te formuleren. Thans wordt de
formulering van de vraag overgelaten aan de rapporteur of rapportrice.
Het college zal zich ernstig moeten beraden over een zo praktisch
- 388 -