17 februari 1967.
De heer VERHEUS vindt dat er iets niet klopt. Hij wijst erop dat
er in de betrokken omgeving nog een paar benzinestations zijn ten aanzien
waarvan de situatie even gevaarlijk is als de situatie ten aanzien van het
station aan de Rademakerstraat 9. Een daarvan is een nieuw station en ten
aanzien daarvan is de situatie helemaal griezelig, omdat het vlak om een hoek
ligt
Dat de verkeerssituatie nadelig wordt beïnvloed als het station
Rademakerstraat 9 wordt uitgebreid met een mepgsmeerpompjeziet spreker be
slist niet in, aangezien van dat pompje gebruik zal worden gemaakt door
bromfietsers, die op het fietspad rijden en geen gevaarlijke manoeuvre be
hoeven te maken als zij hier wensen te tanken.
De heer EBBERS onderschrijft de woorden van de heer Verheus.
De heer PIEREN merkt op dat hij in het verleden regelmatig heeft
gewezen op het grote gevaar van de benzinepompen aan de zuidzijde van de
Rademakerstraat. Maar die pompen zijn er nu eenmaal, zo zegt hij, en daar
moeten wij dus rekening mes houden.
Spreker ziet geen overwegende bezwaren tegen uitbreiding van het
pompstation aan de Rademakerstraat 9 met een mengsmeerpompjeEr zijn daar
natuurlijk bepaalde gevaren, wegens het fèit dat hier niet alleen bromfiet
sers uit de richting Utrecht, doch ook bromfietsers uit de richting Amersfoort
passeren. Maar wat dit betreft geldt precies hetzelfde voor de auto's die
hier tanken.
De heer DIJKSTRA: Veel mee.'
De heer PIEREN zegt dat hij het voorstel van het college tot een
verplaatsing van de benzinepompen waarbij het fietspad achter de pompen
wordt geleid, met klem zou willen verdedigen. Hij denkt daarbij ook aan de
eigenaresse, met wie er in het verleden nogal wat moeilijkheden zijn geweest,
die het niet zo gemakkelijk heeft gehad en die het door de toetsende instan
ties dikwijls - soms terecht - niet gemakkelijk is gemaakt. Als de plannen
van de rijkswaterstaat waarover de voorzitter zoëven heeft gesproken, indrui
sen tegen wat tot stand zal komen als de raad thans overeenkomstig het voor
liggende voorstel besluit, dan zal deze dame wellicht weer zwaar worden
benadeeld, want dan zal in verband met de werkzaamheden die dan moeten gebeu
ren het bedrijf misschien gedurende enige tijd moeten worden stilgelegd en
dan zullen de pompen misschien weer moeten worden verplaatst. Spreker zou
daarom met klem willen bepleiten, dat ter zake contact wordt opgenomen met
de rijkswaterstaat om te vragen, wat die instantie met het desbetreffende
gedeelte van de Rademakerstraat van plan is.
De heer DE BRUIN zegt dat het door de betrokken secretaris gefor
muleerde, aan het begin van de behandeling van dit agendapunt door de voor
zitter voorgelezen bericht van de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplan
de uitspraak van deze commissie zwak weergeeft. Deze commissie heeft vrijdag
middag j.1. namelijk uitgesproken, dat zij het hoogst onbillijk vindt, dat
als er over een afstand van plusminus 300 m drie benzinestations zijn geves
tigd, het eerste en het derde station wel een mengsmeerpomp mogen hebben en
aan het tweede, ten aanzien waarvan de omstandigheden hetzelfde zijn, zo'n
pomp wordt geweigerd.
De heren Verheus en van Poppelen onderschrijven deze woorden van
de heer de Bruin.
De heer ELBERTSE merkt op dat hij in de commissie grondbedrijf een
uitbreidingsplan bij wijze van suggestie heeft gevraagd of het mogelijk zou
zijn om indien er grote bezwaren zouden bestaan tegen het plaatsen van een
mengsmeerpompje met bromfietsbrandstof langs de Rademakerstraat, dat pompje
te plaatsen om de hoek van het pand Rademakerstraat 9, langs de toegangsweg
naar de garage die achter dit pand zal komen. Met een bromfiets kan men op
een klein oppervlak nu eenmaal veel gemakkelijker draaien dan met een auto.
Het komt spreker voor, dat het mengsmeerpompje niet per se aan de rijksweg
behoeft te worden geplaatst, dat plaatsing van zo'n pompje op de door hem
bedoelde plaats kan worden toegestaan en dat daar dan toch alleen maar
- 48 -