19 april 1967. De heer DE BRUIN: Misschien wilt u wel uw bijzondere aandacht aan een en ander wi jden.' De VOORZITTER merkt op dat het hem evenals de heer de Bruin bij lezing van de notulen is opgevallen, dat er door het college een heleboel toezeggingen zijn gedaan. Door de notulen wordt men thans weer aan deze toezeggingen herinnerd. De heer DE BRUIN zegt dat tijdens de vergadering van 21 december de eventuele uitbreiding van de agrarische commissie ter sprake is gekomen. De burgemeester heeft naderhand met spreker over deze aangelegenheid gecor respondeerd. Ligt het in de bedoeling dat, wanneer de heer Westra bedankt voor de commissie openbare werken, er ook een lid van een andere fractie voor de agrarische commissie bedankt? De wethouder HILHORST zegt dat het onjuist is vragen te stellen op een wijze als thans geschiedt. De raadsleden hebben de gelegenheid schriftelijk opmerkingen te maken over notulen die moeten worden goedge keurd. De heer de Bruin zegt zelf zich niet precies te herinneren wat hij vier maanden geleden heeft gezegd en zijn vraagstelling is derhalve wel wat voorbarig. De heer DE BRUIN: Ik heb gezegd dat ik aanneem dat hetgeen in de notulen staat juist is.' De wethouder HILHORST zegt dat de heer de Bruin misschien bezwa ren wil inbrengen tegen de vandaag aan de raad overhandigde investerings lijst; als de heer de Bruin naar aanleiding van de notulen inlichtingen over de agrarische commissie wil hebben dient hij zich echter te houden aan de afspraak dat opmerkingen over de notulen schriftelijk bij het college moe ten worden ingediend. De heer DE BRUIN: Ik heb de investeringslijst alleen nog maar aan de buitenkant gezien; ik heb nog geen minuut de tijd gehad om de inhoud van dit stuk te bekijken. Bij de begrotingsbehandeling van 1966 heeft het college deze investeringslijst overigens ook al beloofd. De wethouder HILHORST: U erkent zelf niet meer precies te weten wat er in de raad is besloten. Daarom mag u van de burgemeester niet verwach ten dat deze zich alles weet te herinneren. De heer DE BRUIN: Ik heb de burgemeester niet persoonlijk om antwoord gevraagd, ik heb in algemene zin gesproken.' 1 De wethouder HILHORST; Maar u verwacht wel een antwoord van de burgemeester De VOORZITTER sluit zich aan bij hetgeen de heer Hilhorst heeft gezegd. Wanneer de heer de Bruin inlichtingen wil hebben over hetgeen het college zou hebben beloofd, moet deze zich tot het college wenden. De heer DE BRUIN: Ik kom nader op deze materie terug.' De wethouder HILHORST: Dat is uw goed recht.' De heer VAN DEN BERG zegt dat in de notulen van 15 december 1966 (pag. 269, 18e regel van onder) staat; De Algemene Bijstandswet is op 1 januari in werking getreden. Men zou kunnen denken dat hier 1 januari 1966 wordt bedoeld, maar dit moet 1 januari 1965 zijn. De VOORZITTER herinnert eraan dat is afgesproken dat aanmerkingen op de notulen schriftelijk moeten worden ingediend. De heer VAN DEN BERG: Dat zou gebeurd zijn als de notulen tijdig zouden zijn toegezonden; ik heb ze echter pas dinsdagmorgen ontvangen. De wethouder HILHORST: Dan moet u voorstellen de goedkeuring van de notulen een maand uit te stellen.' De VOORZITTER: De zin op blz. 269 moet luiden: De Algemene Bij standswet is op 1 januari 1965 in werking getreden. Mevrouw WALTER-van der Togt zegt dat in de notulen van 21 december 1966 (blz. 306, 16e en 15e regel van onder) staat dat de leeszaal in Soester- berg een dependance wordt van de stichting Het Dorpshuis. Spreekster heeft - 84 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1967 | | pagina 85