26 september 1968
In de gemeentelijke structuur is er eigenlijk zo weinig gelegen
heid tot persoonlijke contacten tussen de raadsleden en de gemeentesecre
taris. In de tijd dat ik nog lid was van de gascommissie - waarvan u
ambtshalve optreedt als secretaris - heb ik u ook nog wel van een andere
kant leren kennen dan alleen ambtshalve, en wel tijdens de jaarlijkse in-
structiedagen van de gascommissie, die u altijd zo'n prettig tintje wist
te geven en waar altijd nog wel ruimte was voor een persoonlijk gesprek.
Daarbij is mij gebleken, dat uw vak uw gehele persoonlijkheid
bezet. U hield van uw vak - niet alleen van de praktische kant, maar
vooral ook van de theoretische kant. Dat hadden wij kunnen weten Wij
wisten al voordat u hier kwam, dat u publiceerde. U publiceert - ik doe
maar een greep - regelmatig in het blad voor de K.VP-raadsledenU bent
redacteur van het blad voor overheidsadministratie. Lang geleden bent u
al begonnen met het opleiden van jonge ambtenaren. Het was dan ook in het
geheel niet verwonderlijk dat, toen de bestuursschool in Utrecht werd op
gericht, u daaraan als docent werd verbonden. U had daar volop de gelegen
heid uw grote kennis door te geven aan jonge ambtenaren. En als examinator
voor G.A. I en G.A. II (om vaktermen te gebruiken) toetste u het aanko
mende ambtenarenkorps op zijn kennis.
Zo zien wij dat er bij u tussen vak en hobby, tussen vak en
vrijetijdsbesteding, een zo innige verwevenheid is, dat eigenlijk moeilijk
te zien is waar de grens loopt. Dat geeft ons de kracht om de weemoed,
die rond dit vervroegde afscheid ligt, te verminderen, nldoor het besef
dat u met hetgeen u zo na aan het hart ligt hopelijk nog vele jaren, zij
het in een wat rustiger tempo, zult kunnen doorgaan.
Mijnheer de secretaris.' Wij hebben u graag een stoffelijke
herinnering mee willen geven als dank voor de vele keren dat u ons raads
leden ter zijde hebt gestaan bij onze persoonlijke problemen. Ik over
handig u dit geschenk in de hoop, dat u het nog lang zult mogen hanteren.
(Mevrouw Polet-Musler overhandigt, onder het applaus der aan
wezigen, de heer Festen namens de raad een gouden vulpenhouder.)
De heer FESTEN: Mijnheer de voorzitter.' Ik weet dat het in het
algemeen mij niet past om in de raadsvergadering het woord te voeren.
Ik zou u echter willen vragen, of u daarop voor deze gelegenheid een uit
zondering wilt maken en mij gelegenheid wilt geven iets te zeggen.
De VOORZITTER: Mijnheer de secretaris, dat wil ik heel graag
doen. U bent in het verleden van die regel maar weinig afgeweken. Gaat u
nu maar rustig uw gang.'
De heer FESTEN spreekt daarop de volgende rede uit
Mijnheer de voorzitter.' Dat u een buitengewone raadsvergadering
hebt willen beleggen in verband met mijn afscheid als secretaris, had ik
niet durven verwachten. Dat de dames en heren, leden van de gemeenteraad
van Soest, vandaag aan die uitnodiging gehoor hebben willen geven, ver
heugt mij bijzonder.
Ik dank u, mijnheer de voorzitter, voor de zeer waarderende
woorden, die u tot mij hebt gericht. Ik weet niet, of u het niet iets te
mooi hebt gemaakt. Ik sta ervan te kijken.' Maar ik heb er toch wel uit
mogen begrijpen, dat mijn werk - dat ik naar beste vermogen heb gedaan -
waardering heeft ondervonden. Ik dank u zeer hartelijk voor de woorden,
die u tot mij hebt willen richten.
Ik dank ook mevrouw Poletdie namens de raadsleden haar waar
dering voor mijn werk heeft uitgesproken. Dat heeft mij bijzonder goed
gedaan, mevrouw Polet. Het stoffelijk aandenken dat u mij namens de raad
hebt meegegeven, zal voor mij een grote waarde hebben.
Mijnheer de voorzitter.' Ik ben blij dat ik ook na vandaag nog
zijdelings betrokken mag blijven bij het gemeentewerk. Ik hoop nlnog
- 200 -