20 november 1968. ren an ge men bedoelde samenwerking later ook hier zal kunnen vinden. Men moet echter de zaak niet omdraaien. De statutaire vermelding van evangelische begeleiding - welke vermelding een apostolaat op zich zelf is - mag er toch niet toe leiden, dat men dit voorstel aanhoudt, ten einde via druk van boven een andere organisatie tot stand te brengen. De heer VAN POPPELEN merkt op dat jeugdzorg altijd een belang rijk punt is geweest. Het is steeds een belangrijke zaak geweest de jeugd te vormen tot wat ze behoort te zijn. Spreker gelooft dat zich met betrekking tot de jeugdzorg de laatste jaren een kentering heeft voorge daan. Tegenwoordig wordt zeer veel jeugd niet zozeer op evangelische grondslag opgevangen; zeer veel jeugd wordt opgevangen door de diverse sportverenigingen. Spreker acht dat op zich zelf een waardevol goed. Hij heeft overigens veel respect voor de wijze waarop de onder havige initiatiefnemers zich voor de jeugdzorg willen inzetten op evan gelische basis. Gezien het vele en goede werk dat deze stichting op het punt van de jeugdzorg doet en gezien de in de statuten aangebrachte wij ziging, zal de K.V.P.-fractie thans dit voorstel gaarne steunen. De heer DE GROOT meent dat mevrouw Polet ten onrechte een ver gelijking heeft gemaakt met kerkgenootschappen die om principiële rede nen weigeren gebruik te maken van de door de overheid geboden mogelijk heid van gedeeltelijke financiering van kerkenbouw. Kerkenbouw is de interne aangelegenheid van een kerkelijke gemeenschap. De onderhavige stichting - die niet een kerkgenootschap is, doch alleen uitgaat van een aantal mensen van een bepaalde kerkelijke richting; er werken hier trouwens enkele kerkgenootschappen samen - treedt evenwel naar buiten en verricht werkzaamheden in het belang van de gehele gemeenschap. Tussen een stichting als deze en een kerkgenootschap moet men toch wel een dui delijk onderscheid maken. Spreker heeft groot respect voor die kerkge nootschappen die hun eigen kerkgebouwen willen financieren. Hij heeft er echter geen enkel bezwaar tegen, dat de onderhavige stichting om finan ciële hulp bij de overheid aanklopt als het gaat om werk dat in het be lang van de gehele gemeenschap is. De heer WESTRA zegt dat de V.V.D-fractie zeer positief tegen over het jeugdwerk staat. De onderhavige vorm van jeugdwerk heeft h.i. echter een te smalle basis.Twee kerkgenootschappen gaan dit jeugdzorg- werk organiseren en sluiten daarbij in feite ieder ander kerkgenoot schap uit. Instellingen als de Remonstrantse Broederschap en de Doopsge zinde Broederschap worden in feite van dit werk uitgesloten. Er wordt nlhet criterium aangelegd, dat alleen positief christelijke groeperingen aan dit werk kunnen deelnemen. De beoordeling van de vraag, of iemand positief christelijk is, beperkt zich tot genoemde twee kerkgenootschap pen, die daarbij zeer strenge maatstaven aanleggen en die vele mensen die zich zelf wel als christelijk beschouwen, niet als positief christe lijk erkennen. Het spijt de VV.D-fractie dat bedoelde kerkgenootschap pen niet hebben kunnen komen tot een stichting die de jeugdzorg in haar totaliteit behartigt en die zich daarbij bovendien niet beperkt tot al leen Soestdijk en 't Hart. De wethouder DE HAAN zegt dat het college indertijd inderdaad heeft toegezegd om, zodra men over voldoende gegevens ter zake beschikt, het initiatief te nemen tot de stichting van een samenwerkingsorgaan op jeugdzorggebiedTot nu toe beschikt men echter nog niet over voldoende gegevens. Er is vrij veel werk verzet en vrij veel geïnventariseerd, maar het is bijzonder moeilijk een zich zo verscheiden manifesterend werk als het jeugdwerk in Soest en Soesterberg zodanig in kaart te brengen, dat men daarvan als overheid kan uitgaan. Daardoor is het het college op dit moment nog niet mogelijk te doen hetgeen het zich had voorgenomen. Het college is van oordeel dat naarmate de verstedelijking van de gemeen- - 257 - ;h- le it eze i- it iet

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 258