20 november 1968
indruk te geven.
De heer WESTRA zegt dat de VVD-fractie gaarne haar steun
aan dit voorstel verleent. Het verheugt de fractie dat de aan deze garan
tie verbonden voorwaarden aanmerkelijk afwijken van die welke zijn ge
steld in gelijksoortige besluiten, zoals die met betrekking tot het dorps
huis te Soesterberg en de openbare leeszaal. De fractie vertrouwt erop
dat ook die voorwaarden in hetzelfde licht zullen worden bekeken als de
onderhavige voorwaarden.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
302(39)Voorstel tot wijziging van het besluit tot verkoop van grond, gelegen
nabij de Molenstraat aan de Nederlandse Centrale voor Huisvesting van
Bejaarden te Amsterdam.
303(33)Voorstel tot verkoop van grond met opstal aan de Dorresteinweg aan A.v.
Malenstein
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
304(34)Voorstel betreffende de jaarwedderegeling van de wethouders.
De heer DE GROOT zegt zich onmogelijk met dit voorstel te kun
nen verenigen. Hij wil vooropstellen dit standpunt niet in te nemen,
omdat hij geen of minder waardering zou hebben voor het werk van de wet
houders. Integendeel. Hij is ervan overtuigd, dat in deze snel groeien
de gemeente het werk van de wethouders hand over hand toeneemtEr
dreigt een situatie te ontstaan, waarin het voor deze gemeente kleine
college van burgemeester en wethouders overbelast geraakt. Er stapelt
zich steeds meer werk op op de schouders van de leden van het college
van burgemeester en wethouders.
Spreker is echter om meer dan één reden van oordeel, dat ver
hoging van de jaarwedden van de wethouders daarvoor niet de juiste op
lossing biedtHij meent dat de beste oplossing zou zijn, dat het col
lege van burgemeester en wethouders op zo kort mogelijke termijn wordt
uitgebreid met een vierde wethouder. Voor de benoeming van die vierde
wethouder zou dan in de eerste plaats een van de Soesterbergse raads
leden dienen te worden aangezocht, zodat ook dat deel der gemeente ein
delijk eens in het college zou zijn vertegenwoordigd. Maar helaas:
artikel 89, lid 2, van de gemeentewet staat de benoeming van een vierde
wethouder in de weg. Volgens de gemeentewet zal men met de benoeming
van een vierde wethouder moeten wachten tot september 1970. Is het ech
ter niet mogelijk in een bijzonder geval - hetgeen de gemeente Soest
door haar bijzonder snelle ontwikkeling ongetwijfeld is - van de bepa
ling in de wet af te wijken? De wetgever heeft destijds niet kunnen
voorzien, dat een gemeente zo snel zou groeien als Soest en dat de werk
zaamheden van een college zo hand over hand zouden toenemen als thans in
Soest het geval is. Wil het college nagaan of het mogelijk is op korte
termijn over te gaan tot benoeming van een vierde wethouder?
Mocht de mogelijkheid daartoe niet aanwezig zijn, dan ziet
spreker geen andere oplossing dan dat de wethouders nog even de kiezen
op elkaar zetten.
Een verhoging van de jaarwedden heeft in de eerste plaats ook
voor de wethouders slechts een zeer gering nuttig effect. Door de pro
gressie in de belasting gaat van de verhoging nlveel verloren.
Weliswaar wordt wel gezegd dat de wethoudersfunctie langzamer
hand een volledige dagtaak is geworden, maar spreker kan zich ook voor
stellen dat de wethouders graag naast hun wethouderschap een andere func
tie - een andere vorm van binding met het leven ook - in stand houden.
Dit ook omdat het wethouderschap beslist geen vaste baan is. Vooral in
deze tijd met grote politieke verschuivingen kan worden gezegd, dat het
wethoudersbestaan aan een zijden draad hangt.
Verhoging van de jaarwedden tot 18.500,vindt spreker ook
- 260 -