ïer- i r- :unc- 1 m iet Dok 20 november 1968 bezwaarlijk, omdat nog altijd het overgrote deel van het Nederlandse volk - spreker meent dat het 90% is - een inkomen beneden de 15.000, per jaar heeft. Er zijn honderdduizenden kleine zelfstandigen die nog niet aan een inkomen van 10.000,toekomen. Ja, het is zelfs zo dat 35% van de kleine zelfstandigen nog niet aan de 6.000,per jaar komt. En ook door die mensen moet enorm veel gepresteerd worden voor dat toch vrij lage inkomen. Daarom acht spreker het ook moreel niet verantwoord, dat de jaarwedden van de wethouders worden verhoogd tot een bedrag, waar door zij per se behoren tot de hiervoor bedoelde 10%. Hij acht dat be slist niet noodzakelijk. Hij kan dan ook zijn stem aan dit voorstel niet geven. Wanneer het niet mogelijk is een vierde wethouder te benoemen, is z.i. de enige oplossing de jaarwedden te handhaven op 16.400, De heer DE BRUIN: Binding-Rechts heeft een lid, die 40.000,ontvangt als lid van de Tweede Kamer en die bovendien wet houder van Apeldoorn is. Daar zit dus wel enige progressie in.' De VOORZITTER merkt op dat men in deze raad wel meer over deze materie heeft gesproken. De heer De Groot heeft daarover zijn eigen ge dachten. Die heeft men te respecteren. Spreker is van mening dat zijn voorstel alleszins verantwoord is. Daarbij moet bedacht worden, dat in het door hem voorgestelde bedrag begrepen zijn de extra vergoedingen, die nu komen te vervallen. Het be treft hier derhalve niet een verhoging zonder meer. Het gaat zelfs om een heel beperkte verhoging, die bovendien niet verder gaat dan de nor male trendverhoging. Er is alleen een andere calculatie van de onkosten gemaakt. In wezen is sprekers voorstel precies gelijk aan het voorstel van twee jaar geleden. Dit dan met dit verschil, dat één trendverhoging niet is meegerekend. Het voorstel betekent dus dat relatief de wethou ders zelfs achterblijven. Spreker is dan ook van oordeel, dat het alleszins redelijk is de door hem voorgestelde tegemoetkoming aan de wethouders te betalen. Of er nu drie dan wel vier wethouders zijn, staat hier geheel buiten. Het gaat niet aan om te zeggen: Wanneer er vier wethouders komen, moeten de wedden maar weer zakken. De vergoeding voor de wethouders is een be paald bedrag. De raad zal dan te zijner tijd wel vaststellen, hoeveel wethouders er moeten zijn. De heer DE GROOT wil - hij doet het met tegenzin - toch even ingaan op de wat stekelige opmerking van de heer De Bruin. Hij weet wel op welke persoon de heer De Bruin doelt. Hij wil er op wijzen dat de betrokken persoon het overgrote deel van diens inkomen niet ten eigen bate aanwendt De VOORZITTER: Wanneer wij over deze zaak praten, moeten wij het helemaal los zien van wie dan ook. Wij moeten het dan zakelijk hou den en ons afvragen: Wat is redelijk voor een wethouder? Wat er verder in den lande gebeurt, mag geen enkele invloed hebben op de hoogte van de wethouderswedden in Soest De heer DE GROOT: Inderdaad.' Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarbij wordt aangetekend dat de heer De Groot geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. 305(25)Voorstel tot vaststelling van een verordening regelende de subsidiëring in de kosten verbonden aan het huren van gymnastiekzalen. De heer WESTRA merkt op dat in artikel 12, lid 1, van de voor gestelde verordening staat: "Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1968." Spreker had liever gezien, dat hier dezelfde redactie was toegepast als bij het zojuist behandelde voorstel inzake de wethouderswedden, nlwordt geacht 1 januari 1968 in werking te zijn - 261 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 262