20 maart 1968. er nog een beroep bij de Kroon. Soest wacht nog steeds op de uitspraak. Een van de motieven van de gemeente Soest was, dat de zuidhelling volkomen maagdelijk zou blijven en een onderdeel zou vormen van het stadspark. Thans wordt voorgesteld om ter plaatse een sporthal te realiseren. Vinden burge meester en wethouders het fatsoenlijk om hangende het beroep op de Kroon een eerder ingenomen standpunt (het vrijlaten van de zuidhelling) te ver laten en overeenkomstig artikel 20 van de Wederopbouwwet ter plaatse een sporthal te gaan bouwen? De wethouder DE HAAN zegt dat hij het zich levendig kan voorstel len, dat de heer Oldenboom zich heeft afgevraagd of de sporthal wel in het stadspark moet komen. Maar wat wil de heer Oldenboom dan in dat park doen? Alleen boompje-beestje? Spreker meent dat boompje-huisje-beestje een betere oplossing is. In het stadspark zal voor variatie moeten worden gezorgd, wil dit park voldoen aan de bedoelingen en de eisen die dienen te worden gesteld aan een dergelijk park. Vooral bij slecht weer in de zomer is het bijzonder nuttig dat er in de buurt van de plaats waarnaar men gewend is toe te gaan een mogelijkheid is om iets te kunnen doen. De sporthal is ge pland op de hoek van twee wegen. De minst schadelijke oplossing is gekozen. De sporthal moet liggen op een goed bereikbaar punt, omdat men voorshands gedurende een reeks van jaren met deze hal zal moeten volstaan. Het thans geplande punt ligt strategisch gezien bijzonder gunstig. Burgemeester en wethouders hebben naar alternatieve plaatsen om gezien. De enige mogelijkheid had misschien de vroegere hete akker aan de Verlengde Talmalaan geweest. Dat is een opgehoogd terrein, dat uit een oogpunt van fundering al een ramp zou zijn om mee te beginnen. Het terrein is volgestort met allerlei zeer ongelijksoortige materialen. Het terrein is echter te smal en de sporthal kan derhalve niet op dat terrein komen. Andere plaatsen die geen snelle verwezenlijking in de weg zouden staan waren niet te vinden. Er is uitgezien naar andere plaatsen, maar steeds bleek, dat de eventuele beschikbare terreinen te klein of te ondiep waren. Het is ook van groot belang dat in de nabijheid van de te bouwen sporthal parkeerruimte kan worden geschapen. De vraag van de heer Verheus met betrekking tot de grondprijs kan spreker niet beantwoorden. Hij is niet betrokken geweest bij het opstel len van de koopovereenkomst. Wellicht dat een ander lid van het college deze vraag wel zal kunnen beantwoorden. Evenals de heer Van Poppelen voelt spreker voor het uitschrijven van een prijsvraag die tot doel heeft een naam te vinden voor de sporthal. De heer De Bruin meent dat de zuidhelling maagdelijk dient te blijven. In zijn beantwoording aan de heer Oldenboom heeft spreker reeds gesteld, dat dat niet juist is. Wanneer men een stadspark aan het doel wil laten beantwoorden, dan moet men meer bieden dan knollen en boekweit. Met mevrouw Walter heeft spreker enige tijd geleden een conferen tie bezocht in het KN.V.B-sportcentrum te Zeist. Aan deze conferentie werd deelgenomen door leden van colleges van burgemeesters en wethouders van vele gemeenten. Er werd een inleiding gehouden over het aanpassen van de sport en de recreatie aan elkaar (de losse sportbeoefeninghet z.g. tweede millieu)Merkwaardigerwijze bleek dat Soest een voorbeeld was in de provincie Utrecht. Men had hierbij het oog op de mooie weide bij het kasteeltje. Men achtte dit een unieke oplossing. Er werden tijdens deze conferentie bepaalde gedachten aan de hand gedaan. Men meent dat in een groter stadspark bepaalde variaties in de vorm moeten worden toegepast. Wanneer men verwacht dat een bepaald terrein vrij druk wordt bespeeld, dan moet de mogelijkheid bestaan om het terrein ook overdwars te gebruiken. In zo'n stadspark is er dan ook nogal wat denkbaar aan "meubilair". Wanneer men er-van uitgaat dat het stadspark een functie moet vervullen in de sportief-recreatieve sfeer, dan zal men de situering van - 72 -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1968 | | pagina 73