T
kras genoeg te-
J DER TOGT:
:gen worden op-
eer iemand met
et dikwijls een
het maar moet
op, maar het
:t dat wij wat
:treft onredelijk
drietige geval-
N DER TOGT:
ei persoonlijke
lijk genoeg
ij niet onrede-
ou ik bijna zeg-
leffingsmogelijk
n gehanteerd,
een bebouwings
>ogte. Ik weet
naar ik geloof
e hebben, dat
rook op het
ogenblik langs
en ik weet
.N DER TOGT:
t, de Amers-
Dit is een bij-
eel oud plan dat
moet halen,
het is geen
ng aan te gever,
ter. Ik kreeg on-
in van 22 a 23
inderhouden en
:r van alles van
iningen te krij-
nu moet hij
al eens behan-
komt ongeveer
an tegen hem
ets in de weg.
tN DER TOGT:
werking is en
i ingediend,
erkt. U begrijpt
er elkaar klaar
want wij moe-
n eerste instan-
jelegd op het
j dat mede heeft
l fractie in het
vergadering en
ring de nadruk
tiicatie tussen
jgt namelijk
onderhavige ge
val van zo'n gebrekkige communicatie sprake is. Is hij
goed ingelicht, dan is het zo, dat bouw- en woningtoe
zicht geen bezwaren heeft gemaakt tegen de bouw van
de onderhavige plantenkas en dat wanneer de heer
R.J. de Groot geen vergunning, maar een ontheffing
had gevraagd, die ontheffing vermoedelijk wel zou
zijn verleend. Dit is een kwestie van communicatie
tussen burger en overheid, want als dit tegen de heer
R.J. de Groot was gezegd, had hij precies geweten
waaraan hij zich had kunnen houden en dan was de
zaak misschien veel beter tot haar recht gekomen dan
nu het geval is. Wat nu van de zijde van het college
met betrekking tot deze zaak is gebeurd is formeel
misschien wel juist, maar het is ook zeer en zeer on
bevredigend.
De heer DE GROOT zegt, onder verwijzing naar de
opmerking van mevrouw Walter dat het bedrijf van
de heer R.J. de Groot op drie benen hinkt, dat hij het
college er sterk van verdenkt dat het hinkt op twee
gedachten.
Blijkens een aan de heer R.J. de Groot gedane toezeg
ging waren er op 19 maart 1969 bij het college geen
planologische bezwaren tegen het verlenen van een
vergunning voor het bouwen van een plantenkas in
het onderhavige gebied. Maar op 8 juli 1969 bleken er
ineens wel planologische bezwaren te bestaan. Op 19
maart 1969 was een plantenkas blijkbaar wel agra
risch en op 8 juli 1969 was ze dat ineens niet. Maar er
behoeft, ook op grond van planologische overwegingen,
geen enkel bezwaar te bestaan tegen het verlenen van
de door de heer R.J. de Groot gevraagde bouwvergun
ning. Want een plantenkas is uitgesproken agrarisch;
dat zal niemand durven te bestrijden of kunnen be
strijden. Het betrokken gebied is agrarisch; de zaak is
dus formeel in orde. Niemand behoeft te dezen scha
de lijden; de omwonenden niet en ook de gemeente in
de toekomst niet, mits de nodige restricties aan de
vergunning worden verbonden. Ik kan dan ook niet
begrijpen, aldus spreker, waarom zo'n kleinigheid zo
enorm veel oponthoud en zoveel weerstand teweeg
moet brengen. Hij zou haast zeggen dat het sop de
kool niet waard is.
De wethouder mevrouw WALTER VAN DER TOGT
zegt als antwoord op de opmerking van de heer De
Bruin betreffende het ontbreken van communicatie,
dat zij ervan overtuigd is, dat de heer R.J. de Groot
heel goed wist waaraan hij toe was. Zij heeft de heer
R.J. de Groot vaak genoeg gesproken en hij wist
heel goed wat er aan de hand was.
Een kas is wel agrarisch, maar dan heel speciaal
agrarisch. Er is een heel speciaal kassenbesluit De kas
sen zijn uit het normaal agrarische gelicht, omdat ze
een aparte behandeling behoeven en ze kunnen uit
sluitend worden toegestaan bij een bepaalde soort van
bedrijven. Het is onvoorstelbaar dat bijvoorbeeld in
het puur agrarische gebied aan de Birkstraat de boel
vol kassen zou worden gezet. Daarvoor is een speciale
vergunning nodig volgens het kassenbesluit Zo ligt
het ook in het onderhavige gebied.
De heer DE GROOT: Gold het bezwaar dat u nu naar
voren brengt niet op 19 maart jl.? Toen heeft u de
bouwvergunning toegezegd! De situatie was toen
toch niet anders dan nu?
De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT:
Ik heb u al gezegd, dat de aard van het bedrijf in de
loop van de tijd niet duidelijk is geworden. Een tijde
lijke vergunning kan worden gegeven wanneer duide
lijk is dat de aard van het bedrijf dat wettigt. Er wa
ren ter zake bepaalde voorwaarden gesteld waardoor
het duidelijk zou worden. Maar daaraan werd niet vol
daan.
De heer DE GROOTDe aard van het bedrijf is zo
danig, dat er grote behoefte bestaat. U begrijpt toch
wel, dat de heer R.J. de Groot geen geld gaat uitge
ven voor iets dat niet nodig zou zijn? Deze kas past
volledig in zijn bedrijf.
De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT:
Dat wordt ook helemaal niet ontkend. Daarom waren
wij ook bereid om erop in te gaan.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen,
192 (16) Voorstel tot wijziging van de gemeenschappelij
ke regeling woonwagencentrum.
Mevrouw ORANJE-ENTINK meent dat de artikelen
12 en 13 van deze gemeenschappelijke regeling niet
erg met elkaar harmoniëren. In artikel 12 staat, dat
bij het doen van keuzevoordrachten of aanbevelingen
van personen leden die blanco briefjes hebben ingele
verd, worden geacht aan de stemming te hebben deel
genomen.
In artikel 13 staat dat zij in zo'n geval niet worden
geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.
Spreekster vraagt zich af of in het ene artikel een
woord abusievelijk is weggelaten, dan wel in het an
dere artikel met een woord te veel is opgenomen.
De wethouder DE HAAN merkt op dat artikel 12 han
delt over de mogelijkheid om de stemming wel of niet
te laten doorgaan Hierin had beter kunnen staan
dat als een stemming wordt georganiseerd, een bepaald
quorum aanwezig moet zijn. Maar er staat: als niet
meer dan de helft van het aantal ter vergadering aanwe
zige leden enz. Dan gaat het erom of het quorum er is.
Bij artikel 13 is het een kwestie van keuze. Dat is het
verschil.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Nee, dat staat er niet!
De VOORZITTER: Artikel 12 gaat over de geldig
heid of de ongeldigheid van een stemming en artikel
13 gaat over de uitslag van de stemming op zich
De wethouder DE HAAN: Misschien mag ik het met
een klein voorbeeld duidelijk maken.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Het sop is de kool niet
waard.
De wethouder DE HAAN: Als er op zo'n moment 21
leden zijn en er, met inbegrip van blanco briefjes, 12
meedoen, dan vormen die 12 een quorum. Dat aantal
is genoeg en dus is de stemming geldig op grond van
het feit dat er voldoende leden zijn. Als men dan de
stemmen gaat tellen, telt men de blanco stemmen
niet mee wanneer men over de meerderheid of de min
derheid van het aantal van 12 gaat oordelen. Als er
drie blanco stemmen bij zijn, dan is het getal 9 maat
gevend; de uitslag kan dan bijvoorbeeld 5 tegen 4 stem
men zijn. Het is niet zo helder geformuleerd als u
misschien wel zou kunnen verwachten,
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Dat ben ik met u eens!
De wethouder DE HAAN: maar het is overgeno
men van een aantal regelingen die reeds bestaan en
waarmede men blijkbaar toch zonder storing werkt.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
193 (17) Voorstel tot aankoop van grond, gelegen nabij de
Wieksloterweg van J. van Schie met vaststelling van
de desbetreffende begrotingswijziging.
107