verkeer uit de omringende gemeenten en dus toch al
de gehele streek in zijn studie heeft betrokken. Hij is
ook de verkeersdeskundige van de Kring Midden-
Utrecht; dat samenwerkingsorgaan is weliswaar niet
aansluitend aan het Samenwerkingsorgaan Eemland,
maar Eemland heeft daarmede toch wel veel te ma
ken op verkeersgebied. Het leek het bestuur van het
Samenwerkingsorgaan Eemland daarom toch wel zin
vol deze verkeersdeskundige aan te trekken.
De derde man in het coördinatieteam is een socio-
graaf. Hierbij wordt vooral gedacht aan een socio-
graaf van het bureau van de Vereniging van Nederland
se Gemeenten die door de aard van zijn werk op de
hoogte is van de problematiek juist van samenwer
kingsverbanden. De kwestie van de samenwerkingsver
banden heeft op het ogenblik erg de aandacht en
wordt intensief bestudeerd De Vereniging van Neder
landse Gemeenten heeft daarvoor enige krachten in
dienst en het bestuur van het Samenwerkingsorgaan
Eemland meende dat door het inschakelen van een so-
ciograaf van de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten in ieder geval iemand zou worden ingeschakeld die
weet waarover het gaat, die de problematiek van deze
materie tot en met kent, die deze problematiek ook in
andere samenwerkingsverbanden heeft bekeken en dus
ook nog tot desbetreffende vergelijkingen kan komen.
Een en ander gaat een heleboel geld kosten. De hele
samenwerking kost veel geld. Ze kost de betrokken
gemeenten natuurlijk ook wel een beetje van hun eigen
vrijheid. Als je gaat samenwerken, dan verlang je van
de ander een loyale samenwerking, maar dan moet je
zelf ook loyaal samenwerken; je bent dan in ieder ge
val verplicht om in te brengen en je bent ook verplicht
om aan te horen wat anderen van je denken; je bent
niet verplicht om er rekening mee te houden, maar het
betekent dan natuurlijk toch wel een zekere morele
druk om tegen de unanieme mening van de andere ge
meenten in te gaan. Het mag in theorie zo zijn, dat de
samenwerkende gemeenten net zo vrij zijn als ze wa
ren vóór het aangaan van de samenwerking, maar de
samenwerking geeft natuurlijk toch wel een zekere
morele gebondenheid. Anders heeft de hele samenwer
king ook geen zin.
Het gaat er nu om of het de deelnemende gemeenten
ernst is met de samenwerking. Spreker gelooft dat het
gemeentebestuur van Soest de samenwerking niet zo
mag beschouwen dat het zegt: Amersfoort, Leusden,
Hoogland en misschien ook Bunschoten zijn veel
meer op elkaar aangewezen en wij doen slechts mee
om de kring rond Amersfoort vol te maken; wij zit
ten daar eigenlijk meer bij als waarnemers om op de
hoogte te zijn en wij zijn verder niet gebonden aan de
samenwerking en aan het ter hand nemen van de pro
blemen. Hij vindt dat geen eerlijke manier om samen
te werken. Dat is zijns inziens geen samenwerking. Het
is naar zijn mening eigenlijk het zijn van toehoorder
bij een samenwerkingsorgaan. Er zijn gemeenten ge
weest die hebben gevraagd toehoorder te mogen zijn,
maar dat is door de samenwerkende gemeenten afge
wezen, zeggende: U doet mee of u doet niet mee, maar u
zit er niet bij om een beetje de kat uit de boom te
kijken en zich alle vrijheid voor te behouden
Spreker kan zich voorstellen dat in de raad van Soest
wordt gezegd: Wij zien wel de noodzaak van deze co
ördinatie en van deze samenwerking, maar integreren
gaat weer wat verder. Toch is integreren op deelpun-
ten wel belangrijk. Spreker denkt hierbij een beetje
aan de voorziening-met scholen, vooral met h.a.v.o.-
scholen. Hij gelooft dat men die voorzieningen toch
wel bepaald op elkaar moet afstemmen en dat men
ter zake met elkaar moet overleggen. Dit gebeurt ook
al in het scholenoverleg. Dat is iets dat praktisch buiten
het Samenwerkingsorgaan Eemland om gebeurt en dit
is toch een soort van integratie. Daarbij houdt de ene
gemeente bij haar planning rekening met wat er in
een andere gemeente gebeurt, zodat een en ander zo
goed mogelijk in elkaar grijpt.
Het is spreker niet bekend hoe vaak dit coördinatie
team van stal zal moeten worden gehaald. Hij weet
derhalve ook niet voor hoe lang het krediet van
f. 150.000,— zal strekken. Dit kan op het ogenblik
door niemand worden gezegd.
Spreker zou er zich mee kunnen verenigen als door
de raad van Soest werd gezegd:
„Laat ons dit krediet aannemen, laat ons het Samen
werkingsorgaan Eemland een kans geven. Het werkt
nu ongeveer acht maanden en is nu tot dit punt geko
men; laat het nog maar een tijdje werken met het co
ördinatieteam. Maar wij zeggen hierbij wel dat onze
gedachten gaan naar een coördinator voor de stede-
bouwkundige ontwikkeling en een verkeerscoördina-
tor en dat wij huiverig zijn voor het begrip „integra
tie". Een en ander wil niet zeggen dat na dit krediet
weer een krediet van gelijke orde voor hetzelfde doel
beschikbaar gesteld kan worden. Dit is een startsubsi
die. Laat het orgaan hiermede eens op weg gaan en
eens bezien hoe het werkt, of het nuttig is, of het wat
uithaalt, of het geld wat oplevert. Als er opnieuw een
krediet wordt gevraagd, zullen wij ons er nader over
beraden of wij op deze weg moeten voortgaan, dan wel
het andere moeten doen of moeten zeggen dat het toch
niets uithaalt, dat wij er alleen maar last van hebben
en ermede uitscheiden."
Het begrip „integratie" dat in de brief van het Samen
werkingsorgaan Eemland naar voren is gebracht, komt
in het voorstel niet tot uiting, want het geld wordt
gevraagd voor het coördinerende werk van dit team.
Wanneer Soest nu al, bij de start, zou zeggen dat het
niet meedoet, dan lijkt het spreker veel eerlijker dat
wordt gezegd, dat Soest helemaal niet meedoet met
het Samenwerkingsorgaan Eemland. Het coördineren
van de stedebouwkundige ontwikkelingen en van de
verkeersproblematiek is toch wel een van de aller
eerste zaken waarvoor men komt te staan en waarme
de men heeft te maken.
Spreker vestigt er de aandacht op dat de bij dit voor
stel ter inzage gelegde brief niet een brief van het ge
meentebestuur van Amersfoort is. Deze brief is wel
getekend door de burgemeester en de secretaris van
Amersfoort, maar in hun kwaliteit van voorzitter en
secretaris van het dagelijks bestuur van het orgaan.
Spreker heeft begrepen dat de heer Berkelbach van der
Sprenkel meent dat Soest een voorzichtige neutrali
teit moet bewaren. Daarmede is hij het niet eens.
Soest is bij de ontwikkeling van de streek betrokken.
Het kan er buiten gaan staan en zeggen: Wij hebben
onze eigen ontwikkeling en jullie zien het ook maar.
Doch Soest heeft met de ontwikkeling van de streek
te maken en het moet dus wanneer die ontwikkeling
verder ter sprake komt, in de gelegenheid zijn om zijn
zegje te doen, om zijn mening naar voren te brengen
over de meest wenselijke richting waarin die ontwikke
ling moet gaan. Als Soest zich tot voorzichtige neutra
liteit beperkt, dan zegt het dat het zich er eigenlijk
niet mee bemoeit. Dan zijn alle tijd en alle energie die
in het Samenwerkingsorgaan Eemland gaan zitten, een
beetje verloren tijd en energie en dan is het geld ook
135