den na het onder- de zaak >66 deelt artikel 64b, evraagde oor bur- is beslo- ge van bur- edegedeeld, atsvinden. e aan de naart 1967 ïk is inge- i 1 januari college me ier te be- s van veel ;ch meer orden, oleek, dat m vóór 16 kening in ijn de ver- mbtelijke s ook in ing en een daarbij die aan e menselij- ir de me- over. iet naar at de heer eeft gekre- en spreker istandighe- :n zeerste, re dossier mde com- as daar- eid ge- ollege gege- le tewerk- en nader ter de gastar- Er be en ongefun- iers uit ande- i van me- :omst zijn ;n waar op :ns de des- rezigheid nde bui- mitenlandse iperen. Deze .-premie rbeiders Het is twij- ooit een uit- ndse arbei der die in zijn jonge jaren een paar jaar in Nederland heeft gewerkt over dertig of veertig jaar zijn mogelijke uitkering nooit zal claimen. De buitenlandse arbeiders brengen daarnaast plus minus f. 20 miljoen aan loonbelasting op. Ook wordt wel gesteld, dat aan de buitenlandse arbei ders, gemiddeld, meer kinderbijslag wordt uitbetaald dan aan de Nederlandse arbeiders. Aan buitenlandse arbeiders wordt gemiddeld voor 2.3 kinderen kinderbijslag betaald, terwijl per Nederlandse loontrekkende voor 2.2 kinderen kinderbijslag wordt verstrekt. Het economische nut van de tewerkstelling van buiten landse arbeiders is heus wel aangetoond. De gelijkstelling van uit E.E.G.-landen afkomstige werknemers met Nederlandse werknemers is in feite al sedert 1964 bereikt, doch er bestonden nog een aantal uitzonderingsmogelijkheden. Vreemde werknemers uit de E.E.G.-landen zullen per 1 januari 1970 geen arbeids vergunning meer nodig hebben, doch alleen een verblijfs vergunning, die na vijfjaar automatisch zal worden ver lengd. In beginsel mag de buitenlandse werknemer, af komstig uit een der E.E.G.-landen, dan ook na drie maan den zijn gezin laten overkomen, doch op verzoek van de regering van Nederland is daaraan de beperking verbonden, dat de betrokkene over een woning beschikt. Te dien aan zien is er dus een belangrijke ontwikkeling gaande en nog te verwachten. In vele gemeenten waar buitenlandse arbeiders te werk gesteld dan wel gehuisvest zijn, is men gekomen tot de op richting van de Stichting Bijstand Buitenlandse Werkne mers. Bij de opening van het gebouw van de Stichting Bij stand Buitenlandse Arbeiders te Breda heeft de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk zeer waardevolle woorden gesproken. Spreker wil het college kortheidshalve vooral verwijzen naar haar gepubliceerde re devoering in de Nederlandse Staatscourant van 21 augus tus 1968, nummer 162. Bij het verdere door het college te voeren beleid moge de door minister Klompé gesproken woorden richtsnoer zijn, te meer daar er ook ten aanzien van bepaalde aspecten subsidiemogelijkheden zijn. Het verheugt de P. v.d. A.-fractie dat de Soester Zaken- kring in haar op 22 oktober 1968 gehouden ledenverga dering heeft besloten te trachten met het college tot over eenstemming te komen over de oplossing van het vraag stuk van de huisvesting van buitenlandse arbeiders. Ook de voorzitter van de kamer van koophandel voor Amersoort en omstreken heeft in zijn nieuwjaarsredevoe ring van begin 1969 uitgesproken, dat regionaal naar een oplossing gezocht en gestreefd zal worden. Helaas komen deze acties te laat. De door de P. v.d. A.-fractie gestelde vragen zijn door het college keurig beantwoord, maar ook niet meer dan dat. Naar het oordeel van de fractie moet zowel aan het bedrijfsleven als aan het college het verwijt worden ge richt, dat men in de afgelopen jaren geen enkel* initiatief heeft genomen om tot een oplossing van het vraagstuk te komen. In zijn antwoord schrijft het college, dat het hem bekend is, dat de directies van vele Soester bedrijven zich bera den over de huisvesting van de buitenlandse arbeiders. Het college wacht met grote belangstelling de ontwikke ling af. Naar het oordeel van sprekers fractie heeft het college al te lang gewacht en had het in de jaren 1966/ 1967 zelf het initiatief ter hand moeten nemen. Wat doet het college echter als het bedrijfsleven niet tot een oplossing komt? Door het college is nu een ambtelijke commissie in het leven geroepen, die controle op de logeerinrichtingen zal gaan uitoefenen. Het zal het college duidelijk zijn, dat de ze commissie veel werk te wachten staat. Hoe is nu deze commissie samengesteld Worden de rapporten van deze commissie ook ter ken nis gebracht aan de raad, c.q. besproken in de commissie openbare werken, de commissie sociale zaken en de com missie brandweer? Resumerend zegt spreker dat zijn fractie van mening is dat: a. het college in gebreke is gebleven ten aanzien van de sociale begeleiding van de desbetreffende pensionhouder; b. er sprake is van vele en ernstige communicatiestoor nissen ten aanzien van deze sociale begeleiding, ook ten aanzien van de communicatie ten opzichte van de raad; c. het college weinig begrip en initiatief heeft getoond ten aanzien van de huisvesting van buitenlandse arbei ders; d. het college ten aanzien van de huisvesting in gebreke is gebleven, wat betreft het plegen van overleg met het Soester bedrijfsleven inzake deze huisvesting. De P. v.d. A.-fractie verzoekt het college dringend om op zeer korte termijn aan de raad een rapport uit te bren gen over de vraag, hoe en op welke wijze men in overleg met het bedrijfsleven tot een oplossing is gekomen. Voorts verzoekt de fractie het college dringend om na te gaan in hoeverre het mogelijk is te komen - natuurlijk in overleg met het Soester bedrijfsleven en mogelijk ook met de plaatselijk gevestigde werknemersorganisaties - tot de Stichting Bijstand Buitenlandse Werknemers. Bij het ministerie van cultuur, recreatie en maat schappelijk werk kan het college ongetwijfeld nagaan, welke andere mogelijkheden er te dien opzichte zijn. Tevens verzoekt de fractie het college de aspecten van de huisvesting van buitenlandse arbeiders alsnog te doen bespreken in de diverse commissies, die hiermede te ma ken hebben en gaarne gecoördineerd in één commissie vergadering, opdat niet drie commissies zich geheel afzon derlijk met dit vraagstuk gaan bezighouden. De heer DE BRUIN merkt op dat de onderhavige vra gen weliswaar niet door de fractie van de V.V.D. zijn ge steld, maar dat het antwoord van het college deze fractie bijzonder heftig interesseerde. Het heeft de fractie zeer gefrappeerd, dat het college de laatste vraag („Worden deze pensions ook regelmatig gecontroleerd? volledig ontkennend heeft beantwoord. De fractie vindt het heel erg, dat geen enkele controle wordt uitgeoefend met betrekking tot een zaak, die zo in de belangstelling staat van verschillende instanties en die personen betreft waarom Nederland zelfheeft gevraagd. Wat vraag 5 betreft, neemt spreker aan dat het antwoord van het college juist is. Hij vindt dat antwoord echter wel zeer aan de formele kant. Het college heeft het over zes pensions in de gemeente met in totaal 67 personen, waar van 36 in Soest en 31 in Soesterberg. Spreker neemt aan, dat dit alleen de pensions betreft, die een vergunning van de gemeente hebben gekregen. Hij had de vraag in een veel uitgebreidere zin beantwoord willen zien. In zijn nieuwjaarsrede van 9 januari 1968 vermeldt de voorzitter, dat er op dat moment in Soest 1236 buitenlanders wa ren. Spreker weet niet of in dit aantal de op de vliegbasis werkzame buitenlanders zijn begrepen. Aangenomen moet echter worden, dat het verschil tussen 67 personen en 1236 personen in januari 1968 niet alleen door het basis- personeel wordt veroorzaakt. Spreker zou gaarne zien, dat het college alsnog een inzicht verstrekt ten aanzien van de andere groepen van buitenlandse arbeiders, die niet in een erkend pension zijn gehuisvest. Er wordt nu bijzonder de nadruk gelegd op het pen sion in de voormalige bioscoop. Spreker weet dat daar over een heel groot dossier bestaat. Hij wil hier geen uit- 13

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 14