Sommigen in de raad hebben gezegd: Daarvoor voelen wij wel wat, maar doet het college van burgemeester en wethouders daaraan iets; hoever is het daarmedeDe hiervoor bedoelde gedachte is ontstaan aan het einde van het vorige jaar. Toen zijn er een paar maanden lang flats in het Soesterveen gereedgekomen. Langzamerhand be gon de geschetste situatie zich af te tekenen. Toen is de gedachte naar voren gekomen om door het bouwen van complexen als dat van de aannemer Van Eijkelenburg het probleem te lijf te gaan Dat is dus nog niet zo gek lang geleden. Zoals bekend, is het plan Smitsweg volledig uitge- pompt. Daar is bij wijze van spreken geen enkele vierkan te meter meer vrij om iets in de hiervoor bedoelde zin te beginnen. Men is derhalve aangewezen op het volgende plan. Dat is het plan Klaarwater. Aan dat plan wordt op het ogenblik hard gewerkt, zowel wat het ontwerpen als wat de exploitatie-opzet betreft. Het ligt in de bedoeling in het plan Klaarwater de mogelijkheid te scheppen om dergelijke complexen te realiseren. Zodra de raad zich achter dat plan stelt en de grond eigendom van de gemeen- is - en het komt spreker voor dat er wel stukken in het plan Klaarwater zijn waar eengezinswoningen kunnen ko men en de grond of in eigendom van de gemeente is of bijna in eigendom van de gemeente is -, zal men hierme de kunnen beginnen Dat zal al spoedig het geval zijn. Spreker is het volkomen eens met degenen die hebben gezegd: De gemeente heeft de verplichting om deze moge lijkheid inderdaad te scheppen. Wanneer de gemeente een alternatief stelt en spreker vindt dat hier sprake is van een positief alternatief -, dan moet men dat ook zo snel mogelijk aanvatten Dat bij verkoop van de woningen de kopers verplicht zijn daarin tien jaar te blijven wonen, is aan de ene kant een geruststelling in verband met speculatie. Maar aan de andere kant is dit natuurlijk net het omgekeerde van het geen men beoogt. Men wil deze mensen nl. juist uit de betrokken woningen hebben. Men wil ze daar niet zo lang in hebben zitten Verder is opgemerkt dat wanneer de betrokkenen de gekochte woning willen verkopen, de gemeente een vin ger in de pap heeft door de woningverdeling. Dat is slechts een heel betrekkelijke vinger. Bij het woonruim- tebeleid is de gemeente nl. slechts negatief werkzaam. Wanneer een woning van een particulier leegkomt en die particulier komt met een koper waar op zich zelf niets tegen is en die een Soester woningzoekende is, dan zegt het gemeentebestuur: Akkoord. Het gemeentebestuur kan dan wel honderd andere gevallen hebben, die veel en veel urgenter zijn en die bijv. op grond van medische fac toren voorrang zouden moeten hebben. Maar het is dan niet meer een woning van de gemeente. Het gemeentebe stuur heeft dan geen recht van spreken meer. De gemeen te heeft de woning verkocht en degene die niet zo'n ur gent geval vormt komt erin, terwijl de gemeente blijft zit ten met een hele groep van mensen, die allemaal een be roep om hulp op het gemeentebestuur doen. Het gemeen tebestuur moet dan zeggen: Het spijt ons heel erg, maar de raad heeft besloten om die huizen te verkopen, waar mede wij u hadden kunnen helpen. Zolang de woningnood blijft als zij op het ogenblik is en zolang zij gestructureerd is als zij op net ogenblik is, moet men alles doen om degenen die niet meer in de goedkope woningen behoeven te wonen, daaruit te lok ken. Naar voren is gebracht: Het betreft hier een regeling van het departement; het departement maakt een derge lijke regeling toch niet voor niets; daar zit dus wel wat zinnigs in. Er zit natuurlijk wel wat zinnigs in. Maar het departement maakt regelen voor het gehele land. Die zijn derhalve volledig ongedifferentieerd. Maar hier in Soest moet men zich afvragen: Is de situatie ter plaatse zoda nig, dat wij die regeling - die facultatief is - hier kunnen toepassen? Er zijn streken in het land, waar burgemees ter en wethouders in het geheel geen bemoeienis meer hebben met de woonruimteverdeling, waar de hele zaak vrij is gegeven. Daarvan is in Soest geen sprake. Dat kan hier onmogelijk. Zo is de onderhavige regeling, die voor andere gebieden in het land heel wel bruikbaar kan zijn, naar het oordeel van het college voor Soest niet bruikbaar. Dat is naar sprekers mening ook de reden, waarom de minister de regeling facultatief en niet imperatief heeft ge maakt. Het idee is geopperd om een enquete in te stellen on der de aspirant-kopers. Daarbij is gezegd: Zet uiteen, wel ke voorwaarden voor verkoop gelden; dan zullen er wel wat afvallen, want dan zien zij dat zij het huis niet voor een appel en een ei kunnen krijgen.Dat is waarschijnlijk wel zo. Zou men dit echter doen, dan geeft men toch al in beginsel te kennen: Wij denken over verkoop van wo ningwetwoningen; wij staan er niet afwijzend tegenover. Wanneer men huiverig tegenover deze verkoop staat, laat men zich dan niet halverwege die weg begeven om ten slotte toch maar weer terug te keren. Het is natuurlijk gemakkelijker en vriendelijker tegenover de betrokkenen om dezen zelf te laten zeggen: Ik zie er maar vanaf. Dan behoeft het gemeentebestuur dat niet te zeggen. Spreker gelooft echter dat het beter is de betrokkenen duidelijk uiteen te zetten, waarom het gemeentebestuur niet tot de ze verkoop wil overgaan en wat zijn verdere plannen zijn. Er is opgemerkt dat het nu al de derde keer is, dat over deze aangelegenheid in de raad wordt gesproken. Spreker kan niet beloven - dat hangt nl. van de raad zelf af -, dat men niet ook een vierde of een vijfde keer over deze zaak zal spreken. Iedere keer als bewoners zich tot de raad wenden met het verzoek hun huis te mogen kopen, moet dat hier ter sprake komen. Derge lijke verzoeken moeten in de raad worden behandeld. Daar kan men niet omheen. Spreker hoopt echter dat wanneer de raad vanavond tot een beginseluitspraak komt, er voor een tijdje een lijn in het beleid is gelegd en dat dan komende verzoeken overeenkomstig die lijn kunnen worden afgedaan. Men kan dan later eens zien, hoe de ontwikkeling is geweest en of men zijn stand punt kan herzien of gedeeltelijk kan herzien. Spreker zou helemaal niet willen zeggen: Dit is een standpunt dat voor altijd geldt. Hij heeft juist gezegd: Op dit mo ment en in Soest acht ik het heilloos om tot verkoop van in gemeentelijk bezit zijnde woningwetwoningen en ook gemeentelijke premiewoningen over te gaan. De heer De Bruin heeft het college verweten aan de kern van de zaak voorbij te zijn gegaan. De kern van de zaak is echter: Hoe lost men de woningnood op, ook voor de minstdraagkrachtigen? Daarom draait het op het ogenblik. De kern van de zaak is niet, of er wat mensen zijn die graag hun huis willen kopen en niet willen door stromen. Men staat als gemeentebestuur in de eerste plaats voor de taak om te helpen degenen die terecht op het gemeentebestuur een beroep doen. De mensen die het kunnen betalen, redden zich zelf wel. De heer De Groot heeft het alternatief genoemd: goed koop huren of duur huren. Dat is geen juist alternatief. Het alternatief is: goedkoop huren of een duurdere eigen woning bezitten. Een duurder huurhuis tegenover een goedkoop huurhuis is lang niet zo aantrekkelijk. Geluk kig heeft ook in deze zin doorstroming plaatsgevonden. Dat gaat het college echter te langzaam. Maar er zijn mensen die een duur huurhuis verkiezen boven een goed- 32

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 33