De heer VAN POPPELEN zegt aan te nemen dat voor de aan leg van de riolering in de Kerkstraat een aanbesteding zal plaatsvinden. Hij maakt deze opmerking, omdat uit een be richt dat vrijdag jl. in een der kranten stond blijkt, dat er met betrekking tot de aanbesteding van de riolering aan de Eigendomweg en het fietspad aan de Beukenlaan ontzettend grote onderlinge verschillen in de aanneemsommen zijn en grote verschillen tussen de aanneemsommen en de door de dienst gemeentewerken gemaakte begroting. Is het mis schien mogelijk om de oorzaken van deze grote verschillen te noemen? De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT ant woordt dat wederom het bewijs is geleverd dat het maken van een begroting een moeilijke zaak is. Op landelijk niveau wordt reeds bekeken of de thans gevolgde werkwijze - gelet op de grote verschillen die er in het algemeen zijn tussen de aanneemsommen en de begrotingen van de diensten van ge meentewerken - wel juist is. In het door de heer Van Poppelen bedoelde geval was er sprake van een bijzonder groot verschil. Het hoogste inschrij vingsbedrag was bijna tweemaal zo hoog als het laagste in schrijvingsbedrag. Het is echter niet ongebruikelijk dat er grote verschillen bestaan. Daarenboven moet worden opgemerkt dat de laagste in schrijver in het onderhavige geval een firma is die pas begint. Deze firma heeft elders reeds goed werk geleverd. Wanneer iemand begint, dan begint hij klein en doet hij voordelige aanbiedingen. Naarmate het iemand goed gaat worden de prijzen hoger. De laagste inschrijver is een goede firma en het werk zal deze firma waarschijnlijk wel worden gegund. De heer VAN POPPELEN zegt dat men er wel van over tuigd zal zijn dat men een werk niet altijd moet geven aan nieuwelingen. Van dichtbij is men geconfronteerd geweest met de gevolgen van het werk van een nieuweling; men onder vindt nog altijd de narigheid. Men vraagt zich af hoe het mogelijk is dat er grote ver schillen - tot bijna honderd procent - voorkomen. Men dient met de grootste voorzichtigheid te werk te gaan. De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT zegt dat het begroten van werken een probleem vormt. Er is een voorstel om daarvoor een landelijk instituut in het leven te roepen. Dit instituut zal dan op onafhankelijke wijze begro tingen kunnen maken. Men zij er op gewezen dat de ene fir ma bijvoorbeeld wel onzekerheden incalculeert en een ande re firma niet. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. 88 (12) Voorstel tot ruiling van grond aan de Birkstraat en de Maarschalkersteeg met N.V. de Korte Duinen. De VOORZITTER deelt mede dat van de financiële com missie de volgende opmerking is ingekomen: „De financiële commissie verzoekt mede te delen waarom het noodzakelijk is de in rood aangegeven strook grond over te nemen en voor wiens rekening het onderhoud van deze strook komt". De wethouder mevrouw WALTER VAN DER TOGT zegt dat alle in het verlengde van de onderwerpelijke strook lig gende stroken in het bezit zijn van rijkswaterstaat. De stro ken grond zijn in onderhoud bij rijkswaterstaat. Ook de on derhavige strook zal in onderhoud komen bij rijkswater staat. Er vindt een ruiling plaats, zodat te zijner tijd de gehe le weg aan de gemeente kan worden overgedragen en er geen eigendom van een particulier zal komen te liggen in het eigen dom van de gemeente. De heer WESTRA zegt de zaak niet te begrijpen. Is het juist dat de strook eigendom wordt van de gemeente, wordt gebruikt door Avia (want de strook ligt volgens de tekening recht voor de pompen) en wordt onderhouden door rijkswa terstaat? De VOORZITTER: Neen, dat is een vergissing. De strook grond ligt voor de pompen, maar het bedrijfsterrein van de Avia ligt achter de gemeentegrond. Het pompeiland ligt derhalve op de grens van het eigendom van de ge meente. Daarachter moet worden getankt. Even verder staan weer pompen. Het is de bedoeling dat men tussen de twee groepen pompen tankt. Wanneer dat niet ge beurt, dan zullen er zodanige voorzieningen moeten wor den aangebracht, dat het onmogelijk is om in de berm te tanken. De berm is immers ook het voetpad. Het voorstel wordt, met vaststelling van de desbetref fende begrotingswijziging, zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 89 (13) Voorstel tot het instellen van beroep tegen de be schikking van gedeputeerde staten d.d. 21 maart 1969, waarbij een ontgrondingsvergunning wordt verleend. De heer PIEREN zegt volledig akkoord te gaan met het voorstel van burgemeester en wethouders. De aanleg van nieuwe sportvelden in Soesterberg maakt reeds jarenlang een studie uit bij het gemeentebe stuur. Ook in de Sportstichting wordt regelmatig gespro ken over dit punt, terwijl de laatste jaren bij de begro tingsbehandelingen regelmatig vragen worden gesteld. Bij de bespreking in de Sportstichting heeft de voorzitter van de Sportstichting herhaaldelijk naar voren gebracht, dat de aanleg van sportvelden ten westen van Soesterberg (bij de ontgrondingen die daar reeds hebben plaatsgevon den) niet mogelijk is, omdat een dergelijke aanleg in strijd zou zijn met het streekplan voor de Utrechtse Heu velrug. Thans krijgt men de indruk dat het provinciaal be stuur bereid zou zijn om een ontheffing te verlenen. De voorzitter van de Sportstichting heeft echter meermalen medegedeeld, dat over een dergelijke ontheffing niet te praten was met de gemeente Zeist en het provinciaal be stuur. Een en ander verwondert spreker in hoge mate. Mede gelet op de inhoud van de brief van gedeputeer de staten kan worden vastgesteld, dat de problematiek met betrekking tot de aanleg van nieuwe sportvelden in Soesterberg zeer moeilijk is; waarschijnlijk zal er in de eerstkomende jaren geen oplossing worden bereikt, daar de behandeling van het door de gemeente Soest in te die nen beroepschrift geruime tijd in beslag zal nemen. De heer STORIMANS zegt het geheel eens te zijn met de inhoud van het beroepschrift, maar hij meent, dat dit schrijven niet ver genoeg gaat. Tijdens de behande ling van het beroepschrift zullen er weer andere zandga- ten kunnen ontstaan. Hij stelt voor een kaart te maken, waarop in een bepaalde kleur wordt aangegeven waar de gemeente Soest perse geen ontgrondingen meer wil heb ben. Door middel van een andere kleur kan worden aan gegeven waar de gemeente Soest wel ontgrondingen zou willen toestaan. In een heel voorzichtig kleurtje zou ook kunnen worden aangegeven waar ontgrondingen op het gebied van andere gemeenten ongewenst zijn. Een zesde deel van de bevolking van Soest woont in Soesterberg. Soesterberg wordt totaal onleefbaar door de ontgrondingen. Spreker meent dat meer publiciteit nood zakelijk is. Hij zou haast willen voorstellen om de minis ter van binnenlandse zaken te verzoeken de naam Soes terberg te veranderen in Soesterdal, maar hij doet dit voor stel niet, omdat hij meent dat het niet zal worden onder steund door burgemeester en wethouders. Voor Soester berg is er in ieder geval zo langzamerhand sprake van een doffe ellende. Feitelijk zou men eens een luchtfoto van Soesterberg moeten maken. De heer DE BRUIN: Dan krijg je een maanfoto! De heer STORIMANS: Inderdaad. De heer VERHEUS merkt op het in grote trekken eens te zijn met de beide voorgaande sprekers en meent dat de benaming Soesterdal een bijzonder goede vinding is. 47

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1969 | | pagina 46