het college voor de verlening van de bijstand nemen
ter zake een beslissing; de genoemde directeur is met
de uitvoering belast. Voor zover spreker de inhoud van
de brief heeft kunnen begrijpen, gaat het hier om een
verzoek om bijstand en als zodanig moet dit worden
behandeld door burgemeester en wethouders of door
het college voor de verlening van de bijstand.
De wethouder DE HAAN zegt dat „ter afdoening"
hier betekent dat dan de normale gang van zaken ten
aanzien van een aanvraag voor bijstand wordt gevolgd.
Dit heeft geen barst te maken met staatsrechtelijke za
ken. Iedere burger die zich voor bijstand tot spreker
wendt, verwijst hij naar de sociale dienst. Daar krijgt
de aanvrager een formulier dat hij moet invullen. Dat
wordt de officiële aanvraag en deze wordt door het
college voor de verlening van de bijstand beoordeeld.
Op deze procedure slaat de afdoening die het college
voorstelt.
De heer WESTRA: Maar de afdoening behoort tot de
taak van het college
De VOORZITTER merkt op dat het hier in feite geen
aanvraag om bijstand betreft. Als het om een aanvraag
voor bijstand ging, dan was zij verwezen naar het col
lege voor de verlening van de bijstand. Burgemeester
en wethouders zijn in dezen beroepsinstanties. Zij mo
gen in feite in eerste instantie van zo'n aanvraag geen
kennis nemen. Het onderhavige stuk handelt over
moeilijkheden in de familie, hetgeen op het terrein van
de sociale dienst thuishoort. Deze kan dan via een maat
schappelijk werkster in deze zaak proberen te bemid
delen, Dat is een kwestie waar de gemeente helemaal
buiten staat.
Het stuk wordt ter afdoening in handen gesteld van de
directeur van de gemeentelijke sociale dienst.
d. Brief d.d. 20 juni 1969 van het bestuur van de stich
ting „Van der Huchtscholen" waarbij de brief d.d 28
april 1969 inzake reservering van grond in de nieuwe
wijk Nieuwegein/Klein Engendaalweg wordt ingetrok
ken.
Het stuk wordt aangenomen voor kennisgeving.
e. Brief d.d. 21 mei 1969 van de fractie van de Partij
van de Arbeid, inzake het scheuren van woningen op
de Eng, met de brief d.d. 11 juli 1969 van het college
van burgemeester en wethouders, inzake de beantwoor
ding van de gestelde vragen, met voorstel deze stukken
voor kennisgeving aan te nemen.
Mevrouw POLET-MUSLER zegt dat het de fractie van
de P. v.d A. spijt dat haar brief is doorgedrongen tot
de landelijke pers. Zo zwaar had de fractie de kwestie
nu niet opgenomen. De fractieleden hadden gemerkt
dat er hier en daar ongerustheid was ontstaan over de
scheuren van woningen op de Eng. De bedoeling van
de brief was dat deze ongerustheid publiekelijk kon
worden weggenomen. De fractie is dan ook zeer ver
heugd over de antwoordbrief van het college. Zij is er
ook mee ingenomen dat de gebreken verholpen zullen
worden. Ook de motivering dat de scheuren het aan
zien van de betrokken woningen zo schaden, doet de
fractie deugd. Nette woningen werken namelijk stimu
lerend op de gehele omgeving.
Kan het college ook nog meedelen welke maatregelen
getroffen zijn om te voorkomen dat er in het Soester-
veen waar de gemeente met dezelfde aannemer en de
zelfde directie werkt, dezelfde euvelen optreden?
De heer DE BRUIN zegt dat de fractie van de V.V.D.
over de woningbouw op de Eng in het verleden ette
lijke vragen heeft gesteld aan burgemeester en wethou-
82
ders. Over de staat van de bouw zijn urenlange bespre
kingen gevoerd, zowel in de raad als met de bouwon
derneming, de architect, de uitvoerders van het werk
en andere bureaus. Men is toen tot een conclusie ge
komen, er zijn zelfs consequenties uit een en ander
getrokken Ofschoon dit niet zwart op wit staat,
heeft de V V D-fractie aangenomen dat indertijd over
dit onderwerp een streep moest worden gezet De
bouw op de Eng is van dien aard dat men zolang deze
woningen bestaan wel vragen erover kan blijven stel
len.
Wat de onderhavige brief van het college betreft, had
het college de fractie van de P, v.d. A. beter kunnen
verwijzen naar zijn brief van vijfjaar geleden aan de
fractie van de V V D. Dat had het college veel werk
bespaard, want er staat precies hetzelfde in. Spreker
begrijpt dan ook niet wat de fractie van de P. v.d, A.
heeft bewogen om, gezien het feit dat zij in het verle
den aan de desbetreffende klachten van de V, V.D.-
fractie geen enkele adhesie heeft betuigd, nu zo plot
seling met vragen over deze woningen te komen. Hij
ziet de activiteiten van de P. v.d A.-fractie op dit punt
dan ook eigenlijk meer in het vlak van de komende
verkiezingen.
De heer DIJKSTRA merkt op dat de raad opnieuw ge
confronteerd wordt met het feit dat de woningen van
het plan Eng 1, niettegenstaande dat zij ontworpen
zijn door een bureau van grote naam en dat de bouw
gecontroleerd werd door dit bui eau, kennelijk in zeke
re mate lichtvaardig zijn geconstrueerd, Hij vraagt
zich bezorgd af wat et in het Soesterveen wel niet voor
ongelukkige bijverschijnselen kunnen optreden. Men
heeft daar al te maken gekregen met het kwalijke ge
val van het neer storten van wandplaten Zijn fractie -
en wellicht denken de andere fracties hier net zo
over - spreekt haar teleurstelling dan ook uit over het
feit dat hoewel de gemeente een van de meest bekwa
me constructeurs in dienst heeft genomen, toch onvol
doend zorgvuldige berekeningen en uitvoeringen heb
ben plaatsgevonden. Dit is een verontrustende zaak
De heer OLDENBOOM meent dat uit het antwoord
van het college twee zaken blijken. In de eerste plaats
is er sprake geweest van onbekendheid met construc
tiemoeilijkheden van ongelijksoortig materiaal. Men
kan zich voorstellen dat men hier te doen heeft met
overmacht. In de tweede plaats is er een vorm van
wanprestatie geleverd, namelijk er is beton van onvol
doende substantie gestort Concludeert het college nie:
wat lichtvaardig dat de desbetreffende gevallen niet
voor schadevergoeding in aanmerking komen?
De heer VAN POPPELEN deelt mede dat men in de
fractie van de K.V P. min of meer zijn verwondering
heeft uitgesproken over de brief van de fractie van de
P. v.d. A. Het ingenieursbureau Aronsohn heeft inder
tijd immers een zeer uitvoerig rapport over de bedoel
de bouw uitgebracht? Het bevreemdt spreker dat me
vrouw Polet haar toelichting is begonnen met te steller
dat het niet de bedoeling is geweest dat de kwestie noj
weer eens in de landelijke pers terecht kwam. Wanneer
men zulke vragen stelt, zit het gevaar er nu eenmaal is
dat zij in de openbaarheid komen en worden gepubli
ceerd. Dat dit inderdaad gebeurd is, is betreurenswaar
dig omdat enkele jaren geleden over deze kwestie
reeds uitvoerig is gesproken, De betrokken raadsleden
zullen nog wel weten wat de moeilijkheden zijn ge
weest. Spreker had de kwestie liever gelaten voor wat
zij is, maar aangezien de heren Dijkstra en Oldenboofl
wat dieper op de zaak zijn ingegaan, wil hij nog een