missie voor sociale zaken ook ter sprake gekomen. Er
is uitdrukkelijk gesteld dat wanneer zich dergelijke ge
vallen voordeden, met de persoonlijke omstandigheden
rekening zou worden gehouden en afgeweken zou
worden van de bestaande normen. Dat zijn allemaal
bekende zaken.
De heer DIJKSTRA zegt dat zijn fractie zich gaarne
aansluit bij de woorden van lof die de heer Van Poppe-
len zo juist heeft gesproken ten aanzien van de in Soest
toegepaste normen voor de Algemene Bijstandswet.
De wethouder DE HAAN merkt op dat de circulaire
van de minister van binnenlandse zaken inzake de Al
gemene Bijstandswet voor Soest geen consequenties
zal hebben, omdat Soest zich wat de normstelling be
treft, binnen de perken bevindt.
Wat de individuele beoordeling betreft, heeft de ge
meenteraad van Soest bij de invoering van de Algeme
ne Bijstandswet besloten tot het instellen van een col
lege voor de verlening van de bijstand. Dit gaf de garan
tie dat de individuele beoordeling voldoende tot haar
recht zou komen De wijze waarop de mensen van het
college voor de verlening van de bijstand zich met de
materie bezighouden en trachten elk geval zo individu
eel mogelijk te benaderen, verdienen de lof die de
raadsleden min of meer hebben toegezwaaid aan het
college van burgemeester en wethouders. In de mees
te plaatsen waar zo'n college niet fungeert, en dus het
college van burgemeester en wethouders tussen zijn
vele werkzaamheden door tot een oppervlakkige be
oordeling van bijstandszaken komt - eigenlijk laat het
deze zaken dan via de ambtelijke organisaties benade
ren - ontstaan vaak wat weerstanden. Daar komt de
geest van de zeer oude en versleten Armenwet nog
wel eens een beetje om de hoek kijken.
De heer Westra heeft kritiek geoefend op het vragen
stellen vanr de heer Pieren, omdat deze al bekend was
met de zaken waarnaar hij informeerde. Naar sprekers
oordeel is deze kritiek niet op haar plaats. Wanneer
de door de heer Westra gehanteerde maatstaf juist
zou zijn, dan had in het verleden menig vragensteller
een klap op zijn hoofd moeten hebben, omdat bijna
altijd een materie aangesneden werd die ook in de
commissies behandeld werd. Spreker heeft van de heer
Pieren begrepen dat deze bewogen werd door een aan
tal publicaties van nogal uitvoerige discussies in de
Utrechtse gemeenteraad over de vraag of men inzake
de normen van de Algemene Bijstandswet het mini
mumloon zou hanteren dan wel van de C.A O. groot
metaal. Daarover is nogal wat misverstand onder de
burgerij ontstaan. Men kan zich dus voorstellen dat
een raadslid over de bedoelde materie vragen stelt,
want dan kan daardoor bij de beantwoording duide
lijk tot uitdrukking komen wat in de gemeente Soest
op dit terrein aan de hand is. Er ontstaat dan een vorm
van voorlichting, waarbij het er niet toe doet of de
vragensteller min of meer bekend was met de desbetref
fende materie.
De heer PIEREN merkt op dat de wethouder reeds op
een deel van sprekers betoog in tweede instantie is
vooruitgelopen. In de landelijke pers zijn vele publica
ties verschenen over de bijstandsnormen. De burgerij
van Soest en Soesterberg leest ook kranten die in
Utrecht gedrukt worden. Deze burgerij komt dan met
vragen. Als raadslid heeft men tevens tot taak door
middel van het stellen van vragen een voorlichtende
taak te dienen. De heer Westra blijkt van mening dat
men daarmede moet wachten tot de commissie voor
sociale zaken bij elkaar komt. Maar deze commissie
vergadert misschien een of twee maal per jaar. De on
derhavige materie is echter voor de betrokken burge
rij van Soest en Soesterberg van grote betekenis, om
dat zij meent dat zij door een wijziging van de normen
op zeer korte termijn minder inkomen zal krijgen.
Dit is dus een belangrijke kwestie. Maar spreker zal
voortaan eerst bij de V V D.-fractie informeren of zij
ermede kan instemmen dat hij zulke vragen stelt.
De heer DE BRUIN: De eerste verstandige opmer
king.
De heer WESTRA zegt dat de wethouder heeft opge
merkt dat voorheen ook wel vragen zijn gesteld om
trent zaken die reeds waren behandeld in de commis
sies. Dat is inderdaad het geval. Spreker herinnert
zich een kwestie die verband hield met de Woonruim-
tewet. Toen werd een lid van de V.V D -fractie die
deel uitmaakte van de commissie woonruimteverde
ling, medegedeeld dat een bepaalde vraagstellen in de
betrokken commissie thuishoorde Hij begrijpt niet
wat het verschil is tussen deze positie en die van de
heer Pieren nu.
De heer STORIMANS vindt het jammer dat er zulke
zure opmerkingen worden gemaakt Nu zitten de
V.V.D.-fractie en de fractie van de P v.d A elkaar een
beetje in de haren, een volgende keei kan ook de
K.V.P.-fractie in het geding zijn
Kan men de voorlichtende taak van de gemeente niet
wat uitbreiden, zodat de pers indien nodig tijdig wordt
ingelicht over bepaalde zaken? Ingekomen brieven
zoals die vanavond aan de orde zijn, kunnen misschien
voorkomen worden wanneer een voorlichtingsambte
naar of een ambtenaar van algemene zaken zich hier
mede gaat belasten
Mevrouw POLET-MUSLER zegt dat de heei Storimans
een onderwerp heeft aangesneden dat zij al enige ma
len naar voren heeft gebracht. De gemeente heeft ze
ker behoefte aan een voorlichtingsambtenaar of public-
relationsman. Of met de aanstelling van zo iemand vra
gen als in de ingekomen stukken zijn gesteld, kunnen
worden voorkomen, blijft dan nog wel de vraag. Het
kan ook zijn dat er onder de bevolking iets leeft,
waarvan de gemeente het met nodig vindt om daar
over vanuit het apparaat haar licht te doen schijnen,
maar dat een der raadsleden het nodig oordeelt dat er
wel over gepraat moet worden.
Zonder van het recht tot vragen stellen afstand te wille:
doen, wil spreekster het voorstel van de heer Storimans
ondersteunen. Met klem vraagt zij of bij de volgende
begrotingsbehandeling de inpassing van een voorlich
tingsambtenaar aan de orde kan komen.
De VOORZITTER gelooft dat de gemeente Soest
voor de aanstelling van een voorlichtingsambtenaar
nog te klein is. Wel meent hij dat er af en toe behoef
te bestaat aan voorlichting Hij doet daarom een be
roep op de raadsleden dat zij, ingeval zij twijfels, on
rust en vragen in de burgerij ontdekken, daarvan ken
nis geven aan het college. Dan kan over de desbetref
fende zaken voorlichting worden gegeven en wordt de
mogelijkheid tegengegaan dat het college voorlichting
geeft over kwesties waarvan de bevolking zou kunnen
zeggen: Als zij niets anders te vertellen hebben; dat wis
ten wij allang. Als er zaken zijn waarvan de raadsleden
menen dat het goed zou zijn dat er een perscommuni
qué over kwam, laat men dit dan mededelen. Dan zal
het college met de ambtenaar van de betrokken afde
ling - die beter op de hoogte kan zijn dan een voorlich
tingsambtenaar - zelf de noodzakelijke voorlichting
kunnen verzorgen. Dan behoeft de gemeente niet