De wethouder DE HAAN: Dan neemt de betrokkene
het geld niet mee naar huis. Het zou natuurlijk volko
men onjuist zijn om iemand onnodig risico te laten lo
pen. Er komen echter dagen voor dat slechts een tien
tal kaartjes wordt verkocht. Dan wordt wel gezegd:
Neem het geld maar mee naar huis en breng het mor
genochtend naar de gemeenteontvanger.
De heer VAN POPPELEN kan zich voorstellen dat er,
wanneer het gemeentehuis tijdens het weekend geslo
ten is, veel geld onderweg is. Door van de nachtkluis
van een bank gebruik te maken, kan men dan voorko
men dat het geld in een burgerhuis gedeponeerd moet
worden.
Met betrekking tot de stukken wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld.
e. Brief d.d. 16 oktober 1970 van de Stichting Fede
ratieve Raad voor het Bejaardenwerk Soest, met ver
slag en de resultaten van een onderzoek onder de be
jaarden in Soest, met voorstel dit voor kennisgeving
aan te nemen.
f. Brief d.d. 25 augustus 1970 van de wijkraad Soes-
terberg inzake klachten omtrent de zandafgravingen in
en rondom Soesterberg, met voorstel als antwoord te
refereren aan de brief van burgemeester en wethouders
aan het college van gedeputeerde staten van Utrecht
d.d. 16 oktober 1970, afdeling I, nummer 9681.
Met betrekking tot deze stukken wordt besloten over
eenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester
en wethouders is voorgesteld.
g. Brief d.d. 19 augustus 1970 van bewoners van de
Peter van den Breemerweg inzake verzoek'tot verbe
tering van genoemde weg, met voorstel conform advies
van burgemeester en wethouders te besluiten.
De heer VAN POPPELEN meent dat er nog een nade
re aanvulling was. Hij zou gaarne zien dat er een bete
re verlichting ter plaatse zou komen.
Voorts heeft hij bezwaar tegen de zinsnede in het stuk
van het college, waarin staat dat de hoofdinspecteur
van politie bij brief van 16 oktober heeft bericht,
„dat niet bekend is of ter plaatse de laatste tijd zich
gevallen van aanrandingen of pogingen daartoe hebben
voorgedaan." Spreker weet niet welke termijn daarbij
in acht genomen is. Wanneer het gaat om een periode
van een week of veertien dagen, zal het gestelde wel
juist zijn. Over een langere periode zijn echter zeer ze
ker verscheidene gevallen bij de politie gemeld.
De heer DE GROOT leest in het stuk van het college:
„Wij hebben het vorenstaande voorgelegd aan de hoofd
inspecteur van politie, alsmede aan de directeur van
gemeentewerken." Verder staat in het stuk: „De op
het vorenstaande betrekking hebbende bescheiden zijn
voor u bij de raadsstukken ter inzage gelegd." Spre
ker heeft echter niet bij de stukken kunnen vinden het
geen de hoofdinspecteur van politie en de directeur
van gemeentewerken hebben gezegd.
De VOORZITTER merkt op dat de inhoud van de
brief van de hoofdinspecteur van politie in het advies
aan de raad is opgenomen. In dat advies staat dat zich
de laatste tijd geen gevallen van aanrandingen hebben
voorgedaan. „De laatste tijd" is dan bepaald meer dan
twee weken. Spreker neemt aan dat dit het laatste
halfjaar betreft. Toevallig heeft zich na de brief van
de hoofdinspecteur wel een geval voorgedaan.
De heer VAN POPPELEN merkt op een geval te ken
nen dat wel gemeld is. Er is zelfs een arrestatie op ge
volgd. Dit betreft echter een geval van ruim een jaar
geleden. Maar er zijn meer gevallen geweest, die ook
gemeld zijn.
De wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT
zegt dat in de commissie even ter sprake is gekomen,
dat de brief een kleine aanvulling zou kunnen hebben
op het punt van de straatverlichting. Het is namelijk
mogelijk gebleken de huidige verlichting te vervangen
door een t.l.-verlichting. Er kunnen dan zes lichtpun
ten bij komen.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld.
h. Brief d.d. 29 oktober 1970 van het bestuur der
stichting „Van der Huchtscholen" waarbij medede
ling wordt gedaan dat de brieven van 6 juli en 21 sep
tember 1970 inzake het schoolzwemmen worden in
getrokken, met voorstel deze brief voor kennisgeving
aan te nemen.
Mevrouw WALMA VAN DER MOLEN-DE VRIES
vraagt wethouder Dijkstra wat er zo aangenaam is
geweest in het onderhoud dat hij op 29 oktober met
het bestuur van de stichting „Van der Huchtscholen"
heeft gehad. In het stuk wordt namelijk gewag ge
maakt van een aangenaam onderhoud met de wethou
der, op grond waarvan het bestuur zijn brieven heeft
ingetrokken.
De wethouder DIJKSTRA zegt dat de opzet van deze
intrekking is het bestuur van de stichting „Van der
Huchtscholen" een handje te helpen. Het bestuur wil
zich veel moeite getroosten om onder het vak licha
melijke oefening ook het schoolzwemmen te doen be
grijpen. Aanschrijvingen van het ministerie van de
laatste tijd maken het het gemeentebestuur echter on
mogelijk het zwemmen in schoolverband te laten val
len onder het vak lichamelijke oefening en daarvoor
een vergoeding te geven. Het college staat echter
achter de opvatting van het bestuur van de stichting
„Van der Huchtscholen". Het bestuur heeft spreker
nu gevraagd: Hoe kunnen wij iets meer bereiken en
bewerkstelligen dat de minister zijn aanschrijving ver
vangt door een andere? Na de verschillende tactische
mogelijkheden te hebben bekeken, is men het er over
eens geworden, dat het schoolbestuur er het meest
mee gebaat is, wanneer het de beide betrokken brieven
intrekt en te zijner tijd bij het gemeentebestuur een
declaratie indient voor de kosten van het schoolzwem
men. Daarna zal het college deze zaak met een afwij
zend advies in de raad moeten brengen. Het college
hoopt dat de raad er dan van overtuigd is, dat dit af
wijzend advies moet worden afgewezen. Op deze wij
ze wil men een uitspraak van het ministerie uitlok
ken, waarbij een zodanig ruime interpretatie wordt
gegeven, dat het schoolzwemmen onder het vak li
chamelijke oefening kan vallen.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees
ter en wethouders is voorgesteld.
i. Brief van gedeputeerde staten van Utrecht d.d.
23 oktober 1970, afdeling 3, nummer 2855'69B/
2852, waarbij een ontwerp-besluit tot wijziging van
de Regeling vergoedingen voor het bijwonen van ver
gaderingen van de gemeenteraad, van de afdelingen
van de raad en van de door de raad ingestelde commis
sies, met voorstel met bedoelde wijziging akkoord te
gaan.
j. Brief van de Wijkraad Soesterberg d.d. 28 oktober
1970, inzake de te verwachten hinder van de nieuwe