„spreekt zijn grote teleurstelling uit over het grote nadeel „dat voor deze gemeente ontstaat als gevolg van de overne- „ming door het Rijk van diverse uitgaven in de sociale sec- „tor en de daartegenover staande lagere uitkeringen uit het „gemeentefonds; „dringt er op aan deze onrechtvaardige korting ongedaan te „maken; „gaat over tot de orde van de dag." Spreker hoopt dat de raad deze motie zal aannemen ter on dersteuning van het financiële beleid van het college Met nadruk verzoekt spreker wethouder Ebbers ook de vak organisaties van werknemers bij het overleg over de koop avond te betrekken Hij wijst erop dat in vele gemeenten het instellen van een koopavond gestrand is op onvoldoende vooroverleg met de betrokken vakorganisaties van werkne mers. Spreker meent dat de wethouder indertijd heeft toegezegd, dat het rapport over de Soesterbergse middenstand ook aan de raadsleden zou worden toegezonden De wethouder EBBERS: Ja De heer PIEREN neemt aan dat de raadsleden het een dezer dagen wel zullen ontvangen De heer JONKER merkt op dat het door zijn fractie aange boden wensenlijstje enig stof heeft doen opwaaien Een aan tal van de daarop voorkomende wensen is ook door ande ren naar voren gebracht. De openbare commissievergaderin gen, de gratis raadsstukken en de rondvraag zijn vandaag veel vuldig aan de orde geweest Toch klonk naar sprekers ge voel in het betoog van de voorzitter een stuk weerstand te gen verandering door Toen spreker pas bij een bedrijf in dienst was, was daar ook een stationschef die, waar je ook mee kwam, altijd wel een verhaal had uit de stoomtijd in de zin van: Toen hebben ze ook eens zoiets geprobeerd en toen is het ook niets geworden. Daaraan moest hij even denken Toch ziet hij wel een verschil Die brave, inmiddels al lang gepensioneerde man achtte het gewoon onmogelijk dat iemand die geen jarenlange ervaring had op zijn vakgebied, er iets verstandigs over zou kunnen zeggen; hij dacht er niet aan dat omstandigheden en mensen veranderd waren De voorzitter ziet deze ontwikkeling gelukkig wel, maar is be vreesd er te snel aan mee te doen. Dat kan spreker zich in zekere zin wel voorstellen. Anderzijds zou hij erop willen wijzen dat geroutineerde raadsleden die al vele jaren mee draaien, zoals de heren Van Poppelen en De Groot, ook de vraag betreffende de openbaarheid van commissievergade ringen hebben gesteld. Het verheugt hem dat de voorzitter de nieuwe raad over een maand of drie wel in staat acht om langzamerhand te gaan meepraten over de gang van za ken ten aanzien van de openbare commissievergaderingen. Dit geeft hem toch wel enige hoop Het standpunt van me vrouw Walter betreffende de commissies onder haar voor zitterschap verheugt hem uiteraard nog meer Spreker gelooft dat ook wat de rondvraag betreft de om standigheden enigszins veranderd zijn. Het zou z i. een on derschatting van het niveau van de huidige raad en het huidi ge college zijn, als van tevoren werd uitgegaan van de ver wachting dat men uitsluitend of grotendeels met allerlei on belangrijke opmerkingen zou komen in het kader van een rondvraag in de gemeenteraad Hij gelooft dat de raad en het college dit zelf in de hand hebben. Hij heeft in de afge lopen maanden een zeer behoorlijke indruk gekregen van de raadsleden en het college en hij ziet helemaal niet in waar om in dit gezelschap een rondvraag zich in de onbenullige sfeer zou moeten afspelen. Tegenwoordig wordt er af en toe aan de hand van allerlei kapstokartikelen informeel toch een soort van rondvraag gehouden, terwijl het in andere ge vallen via de toch wel loodzware procedure van schriftelijke voorbereiding moet, hoewel dat in een aantal gevallen hele maal niet nodig zou zijn. Het is voorstelbaar dat het verve lend is dat een lid van het college op een gegeven moment het idee heeft met de mond vol tanden te staan omdat het op een bepaalde vraag geen antwoord kan geven. Maar spre ker gelooft dat de zaken dermate gecompliceerd worden, dat men het een lid van het college langzamerhand kwalijk zou moeten nemen als het overal een antwoord op zou kunnen geven, want dan zal men zich afvragen of de persoon in kwes tie nog wel tijd heeft om zich met de grote lijnen van diens departement bezig te houden. Hij meent dat het wel degelijk mogelijk moet zijn om met inachtneming van bepaalde spel regels die men gewoon onderling kan afspreken, een rond vraag in de gemeenteraad te houden. Afgesproken zou bijv. kunnen worden dat bij wat belangrijke problemen een dag van tevoren aan het desbetreffende lid van het college kennis moet worden gegeven van hetgeen waarover men vragen wil stellen, zodat dat lid zich kan voorbereiden. Verder zal het vaak gaan over actuele punten, waarin het desbetreffende lid van het college zich gewoon onlangs zal hebben verdiept en waarop het dan zonder meer een antwoord zal kunnen geven. Spreker gelooft dat men een en ander grotendeels zelf in de hand heeft en hij zou toch graag een proef met een rond vraag nieuwe stijl genomen zien. Hij onderschrijft het voor stel van de heer Pieren om deze soort van wijzigingen in te bedden in een algehele wijziging van het reglement van or de, want hij gelooft dat dat reglement ook op een aantal an dere punten nog wel wat bijgepoetst kan worden. Wat het meespreken van de publieke tribune betreft, ziet de voorzitter ook grote formele bezwaren. Er zou naar de me ning van de voorzitter eigenlijk wel met de bevolking gespro ken moeten worden, maar op een andere wijze, niet gekop peld aan raadsvergaderingen. Dat is ook een mogelijkheid, maar de voorzitter heeft het in vrij vage termen gesteld en zolang het zo vaag blijft, ziet spreker nog geen concretise ring opdoemen. Daarom vraagt hij of de voorzitter plannen heeft om bijv. periodiek een koffieuurtje met de burgerij te organiseren waarop ook wethouders en raadsleden aan wezig zijn en waarop de burgerij vragen kwijt kan. Zo schijnt het in Zwolle te gebeuren; dat is ook een methode. Maar spreker zou het ook niet zo bezwaarlijk vinden als in aansluiting aan een raadsvergadering, na de sluiting van het formele gedeelte waarin de raadsleden aan het woord zijn, nog een uurtje met de publieke tribune van gedachten zou worden gewisseld. Hij wil zich niet op een bepaalde manier vastpinnen, het gaat hem gewoon om het principe dat de bevolking ook kan meepraten en haar wensen kwijt kan. Blijkbaar gebeurt er op het gebied van de planning toch wel het nodige. Maar dat blijft een beetje achter de scher men. Spreker vindt het een beetje jammer dat de voorzit ter zei, dat ter zake wel eens een uiteenzetting zal worden gegeven op de laatste donderdag van een maand. Dan ge beurt het namelijk toch weer in een besloten vergadering en hij meent dat best iedereen mag weten wat er gepland wordt en hoe er gepland wordt. Hij gelooft dat het hele maal niet erg is als er na planning bepaalde zaken anders uitkomen dan gedacht was. Dat lijkt hem een volkomen normale zaak die zich overal voordoet. Maar je kunt beter wel iets plannen, een koers uitzetten en die vervolgens bij sturen dan gewoon maar je in het wilde weg laten voort drijven. Hij meent dat het college dit laatste niet doet, doch dat het wel degelijk bepaalde koersen heeft uitgezet. Dat mag dan zijns inziens ook best gezegd worden. De kwestie van de commissies ex artikel 61 van de gemeen tewet kan naar sprekers mening niet worden afgedaan met alleen maar een verwijzing naar bepaalde stichtingen. De wijze waarop die stichtingen werken is helemaal in de geest van dat artikel en is daarmede volledig vergelijkbaar,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1970 | | pagina 255