bestuurt, maar waarbij de uitvoering van die taken toch weer bij de gemeentebesturen ligt Met andere woorden: in een gang van zaken waarbij het gewest richtlijnen geeft voor de regio, maar de uitvoering komt te liggen bij de gemeente besturen, dus bij die overheidsorganen die het dichtst bij de burgerij staan Maar dat zal wel betekenen, dat een gewest- bestuur, een samenwerkingsorgaan niet meer volkomen vrij blijvend kan praten, maar dat er besluiten kunnen worden genomen die een binding betekenen voor de betrokken ge meenten Dit wordt hier nu heel eenvoudig gezegd, maar het is duidelijk dat hier heel veel aan vast zit en dat het grote problemen oplevert. Ik geloof evenwel dat wanneer wij op zinvolle wijze met het gewest doorgaan, wij van on ze zeer lichte samenwerking een iets zwaardere zullen moeten gaan maken Hoe zwaar die samenwerking dan zou worden, is iets dat nog eens zou moeten worden bekeken. Ook dat is weer een groeiproces, In deze zaak moet niets geforceerd worden, Het moet als het ware duidelijk worden, dat er in die richting iets gedaan moet worden. Er is voor gepleit, dat in de werkgroepen het apparaat van de onderscheidene gemeenten vertegenwoordigd is. Dat is nu juist ook de bedoeling. Een werkgroep wordt ingesteld om een bepaald aspect te bestuderen, en wel voor het gehe le gebied van de regio Daarom worden uit de verschillende gemeenten de deskundigen in zo'n werkgroep geplaatst, zodat men in die werkgroep op de hoogte is van wat er in iedere gemeente op het betrokken gebied aan de orde is, hoe ver men met een bepaalde zaak gekomen is, enz., zo dat men op grond van een juiste en volledige informatie tot een oordeelsvorming kan komen, Het is niet eens no dig, dat er uitsluitend ambtelijke figuren in zo'n werkgroep zitten. De meeste zijn ambtelijke werkgroepen, maar er zijn ook werkgroepen met een zekere bestuurlijke inbreng en in die richting denken wij toch ook wel. Bij het vormen van het beleid door het college gaat ook veel tijd verloren met detailzaken. Hierop is door de heer Van Ee gewezen in verband met een rapport voor Zwolle, waarbij de indruk was dat het college van burgemeester en wethouders van Zwolle zich te veel bemoeide met detailza ken, Door de wettelijke regelingen is het college verplicht om bepaalde besluiten te nemen en dat betreft dikwijls zeer gedetailleerde en ook detailzaken; misschien op het oog onbelangrijke zaken, maar die kleine zaken zijn dikwijls van bijzonder groot belang voor de burger die het aangaat. Een bouwvergunning voor dit of dat, een vergunning om met bloemen te staan op de hoek van de een of andere straat is maar een kleinigheid, is een detailzaak. Niettemin is ze voor de betrokkene van groot belang. Het college moet zijn werk intern zo regelen, dat het zorgt minimale tijd te besteden aan de zaken die duidelijk zijn, maar het zal zich toch moeten bezighouden ook met detailzaken wanneer het niet zo helemaal duidelijk is hoe de beslissing genomen moet worden, wanneer er toch ook nog een klein beleidsas pect om de hoek komt kijken. De burger wiens belangen hierbij nauw betrokken zijn, heeft daar recht op. Het colle ge kan zich ook alleen maar verantwoorden wanneer het be wust een bepaalde keuze gedaan heeft, al lijkt die misschien voor de buitenstaander nog zo klein en onbelangrijk. Wij moeten ons dus met detailzaken blijven bezighouden. Doen wij dat niet, dan verzeilen wij in de hoek van de techno cratie, in een gang van zaken waarbij heel veel zaken door het ambtelijke apparaat worden afgedaan buiten de bestuur ders om Dan komen we in de situatie, zoals die bestaat in de grote gemeenten, waar de persoonlijke belangen van de burgers niet meer doordringen tot het bestuur; dan komen wij in de situatie van de onvrede met het bestuur, tot het zich gefrustreerd voelen, tot de bekende grote afstand tus sen bestuur en bestuurde. Het klein houden van die afstand betekent enorm veel werk voor het college, maar de belan gen waarom net gaat zijn zo groot, dat het college zich daar aan niet mag onttrekken. Het moet echter wel zijn uiterste best doen om dat werk zo efficiënt mogelijk te doen. Het is dus precies hetzelfde probleem als ik zoéven aanroerde met betrekking tot het gewest; wij moeten zorgen dat de afstand niet te groot wordt Het is in deze tijd inderdaad onmogelijk om nog goedkope woningen, of te wel woningen voor de laagst bezoldigden te bouwen. De situatie in Soest is geheel anders dan de situatie in Soesterberg In Soesterberg is relatief een heel groot ge deelte van de woningen in de goedkope sector, Daar zijn in de periode waarin er nog betrekkelijk goedkoop werd ge bouwd, in korte tijd heel veel huizen gebouwd Soesterberg heeft op het ogenblik geen behoefte aan de bouw van goedkope woningen, maar heeft behoefte aan de bouw van woningen. Wanneer die woningen er komen, zullen ze duurder zijn dan over het algemeen de huidige woningen in Soesterberg en dan kan er doorgestroomd wor den, Dan wil men ook doorstromen, Er is in Soesterberg ge noeg animo om door te stromen Dit blijkt duidelijk met betrekking tot de woningen die nu worden gebouwd door St. Joseph. Dat zijn over het algemeen duurdere woningen. Er vinden ter zake allerlei ruilingen plaats waardoor mensen met een smallere beurs in een goedkope woning komen en mensen die het beter kunnen betalen, in een duurdere wo ning komen. In Soest is de situatie geheel anders, Hier is het percentage goedkope woningen op het gehele woningenbestand veel en veel kleiner. Bovendien moet er in Soest veel meer gebouwd worden Dat zullen allemaal duurdere woningen zijn, waar door de verhouding tussen het aantal goedkopere woningen en het aantal duurdere woningen steeds ongunstiger wordt, hetgeen betekent, dat er voortdurend met zorg voor gewaakt moet worden, dat uitsluitend de mensen met de lagere inko mens in de goedkopere woningen komen. Dit betreft de doorstroming De vraag of nu in de huurcontracten de clausule is opgeno men, dat men bij overschrijding van een bepaald inkomen naar een duurdere woning moet verhuizen, kan bevestigend worden beantwoord. Alleen, het percentage mensen dat een huurcontract met deze clausule heeft getekend, is nog maar heel klein, aangezien er, wat de betrokken woningen betreft, slechts heel weinig wordt verhuisd en men alleen degenen die er nieuw in komen, deze clausule kan laten te kenen. Het is dus toch wel een kwestie van lange adem voordat dit een beetje gaat werken. Wij moeten zorgen, dat wij voor degenen die in een goedkope woning wonen, aan trekkelijke alternatieven hebben. Wat wij nu met het plan Klaarwater doen, heeft voor een belangrijk gedeelte de be doeling om deze aantrekkelijke alternatieven te scheppen, zodanig dat men wel duurder zal gaan wonen, maar dat daar dan ook meer woongerief met wat daar verder bij hoort, tegenover staat, zodat men ook het gevoel heeft dat men waar voor zijn geld heeft, zij het misschien met het ge voel dat men ontzettend veel geld voor die waar moet beta len, maar dat het toch in ieder geval wel een zekere verbete ring betekent, Wanneer de bereidheid, die er dan misschien al enigszins is, nog versterkt wordt door een huurbelasting of iets dergelijks voor degenen die te goedkoop wonen, dan zou dat zeker een stimulans zijn. In dit kader past ook de opmerking over het opknappen van onze premiewoningen. De premiewoningen zijn indertijd gebouwd als een oplossing voor de iets hoger gesalarieerden. Na de oorlog zijn wij begonnen met uitsluitend woningwet woningen te bouwen; dat zijn nu de allergoedkoopste wo ningen die wij hebben- Het gemeentebestuur heeft zich al tijd op het standpunt gesteld, dat hoe groot de woningnood ook zou zijn, wij de woningwetwoningen, toen nog goed koop, moesten reserveren voor de laagst bezoldigden. Dat

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 182