over het bedrijf Smink aan de Beetzlaan - met voor stel adressant conform de bij de stukken ter inzage gelegde concept-brief te berichten. Mevrouw ALTING-AMBROSIUS vraagt, waarom al leen de eigenaar van het pand Schrikslaan 36 bericht heeft gekregen van de mogelijkheid van het indienen van bezwaarschriften. De eigenaar van het pand Schrikslaan 36 was de heer Smink zelf. Daaraan had den de belanghebbenden niet zo heel veel. Dit is de reden geweest waarom zij eigenlijk te laat zijn ge weest met hun bezwaarschriften. Het is een verheu gende zaak dat het bezwaarschrift toch nog behan deld is. De VOORZITTER zegt, dat, wanneer iemand een hin derwetvergunning aanvraagt, de direct aanwonenden van het desbetreffende bedrijf moeten worden aange schreven. Of dit nu niet is gebeurd, kan spreker niet nagaan. De onderhavige aanvraag is wel in procedure gekomen. Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Toevallig is de buurman de heer Smink zelf en deze heeft aan de buurt het schrijven niet bekendgemaakt. Dit zou nl. ten nadele van hemzelf zijn geweest. Hij had geen be zwaar. De VOORZITTER: Afgezien van een direct aan schrijven van de buurt, wordt de mededeling ook ge publiceerd en zodoende ter kennis van iedereen ge bracht. Ej^n kan een ieder - dus niet alleen de buur man - bezwaren indienen. Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Dan weten zij het meestal te laat en dat is in dit geval ook zo geweest. Vandaar dat men te laat is geweest met het bezwaar schrift. Ik begrijp dat het bezwaarschrift om deze re den toch geaccepteerd is. In een volgend geval zal de bekendmaking niet meer op deze manier moeten ge beuren. Alle belanghebbenden zullen dan direct in kennis moeten worden gesteld. De VOORZITTER: Dat zijn de voorschriften van de wet. Het is hier natuurlijk een heel toevallige situatie. Mevrouw ORANJE-ENTINK: Wordt aan de eigenaar of aan de bewoners bericht gestuurd? De VOORZITTER: In het kadaster wordt nagegaan wie aangeschreven moeten worden. Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. f. Schrijven d.d. 5 november 1971 van gedeputeerde staten van Utrecht, afdeling 3, nummer 2508B/3221 betreffende wijziging Jaarwedderegeling Wethouders 1964 - met voorstel met de inhoud daarvan akkoord te gaan. De heer LEVINGA zegt, dat de behandeling van de onderhavige brief eigenlijk geen zin meer heeft, om dat gedeputeerde staten reeds hebben aangenomen, dat de raad zich met de onderhavige kwestie verenigt. Zij stellen nl. in hun schrijven dat zij te dezen voor 15 december bericht willen hebben en dat anders wordt aangenomen dat de raad akkoord gaat. De raad is te laat of gedeputeerde staten zijn te vroeg. Wethouder EBBERS: Gedeputeerde staten waren wel een keer vroeg. De heer LEVINGA: Overigens heb ik er geen bezwaar tegen dat de wethouders een paar centen meer krij gen. Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. g. Brief van de A-kring Utrecht Bescherming Bevol king, waarbij worden toegezonden de 4e wijziging begroting 1970, de le wijziging begroting 1971, als mede de begroting voor 1972 - met voorstel deze stuk ken voor kennisgeving aan te nemen. De heer LEVINGA zegt dat zijn fractie van deze stuk ken geen kennis wil nemen. De VOORZITTER: Dan hebben wij hiervan kennis genomen. Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld, waarbij de leden van de PAK-fractie op hun verzoek in de notulen aantekening krijgen, dat zij zich met het besluit niet hebben vere nigd. h. Brief van het Gasbedrijf Centraal Nederland d.d. 11 november 1971, waarbij wordt toegezonden de begroting van het G.C.N. voor 1972. Besloten wordt met deze begroting akkoord te gaan. i. Brief van het Gasbedrijf Centraal Nederland d.d. 11 november 1971, waarbij wordt toegezonden de re kening van het G.C.N. over 1970 - met voorstel met deze rekening akkoord te gaan. Besloten wordt met deze rekening akkoord te gaan. j. Brief d.d. 17 november 1971 van mr. L.J.H. de Vink met betrekking tot een aantal kwesties rond de N.V. Chemische Industrie Randstad, met voorstel genoemde raadsman te berichten overeenkomstig het ter inzage gelegde advies van burgemeester en wethou ders. De heer VAN EE, sprekende namens de gehele raad, merkt op dat hij onderschrijft hetgeen het college in zijn mededelingen aan de raad heeft geschreven. De raad verwacht, dat de N.V. Chemische Industrie Rand stad aldus zal worden geïnformeerd. Naar aanleiding van een brief van de raadsman van „Randstad" aan een van de leden van de commissie voor openbare werken, ontkomt spreker niet aan het gevoel,dat het noodzakelijk zal zijn, dat, nu het con tact van „Randstad" met het college en met een der raadsleden via een raadsman loopt, het college dezelfde weg volgt, zodat het verdere contact van het college en alle externe contacten met „Randstad" via de juridi sche adviseurs van de gemeente Soest lopen. Spreker verwacht dat hij met deze mededeling ook de gevoe lens van de raad heeft vertolkt. Kan het college nog enige toelichting geven op een vandaag in de pers verschenen bericht, waarin mel ding wordt gemaakt dat door de directeur-generaal van de arbeid advies is uitgebracht? De heer VAN POPPELEN zegt, dat hij tijdens de raadsvergadering van 18 november jl. namens de ge hele raad o.a. heeft gezegd, dat hij achter het gevoer de beleid van het college ten aanzien van de N.V. Che mische Industrie Randstad stond. Namens de raad heeft hij het college verzocht, al die maatregelen te nemen die het nodig acht bij hernieuwde overtredin- gen. Op 25 november jl. heeft spreker een brief ontvan gen van de raadsman van „Randstad", mr. L.J.H. de Vink, waarin deze o.a. schrijft dat het veronderstelde wantrouwen van de raad niet gerechtvaardigd is. Spreker is in dit schrijven verzocht, na nauwkeurige bestudering van een, door „Randstad" op 12 novem ber jl. geschreven brief aan de raad, een hernieuwd standpunt in te nemen. Omdat de aan spreker gezon den brief in feite de gehele raad betreft, heeft spre- 221

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 228