20.000,-
leeft laten
lit bestuur
f. 20.000,--
let het be-
desnaam
- gaat kos-
nigheid ge-
af het niet
g voor zo-
:rhavige ge-
dit voteert,
ing inge-
later moet
:igends.
rekt. Op 16
teurd door
m komt de-
ikje klaar is?
tn om me-
>eilijk.
doen.
rrijpende
ouden, is er
jen, met bui-
elsel van de
en geweest.
:ite loont bij
aet hier op
tdige advie-
:ft het colle-
jen behoeft
tallen jaren
ie staande
r vond de
t er - al
t verwerkt
pot!
t daarover
bben. Een
ft op het
rer en veerti-
allerlei sim-
egenwoordig
elveel geld.
rnieuwd,
is,
il enige der-
ereiding zijn.
■den kan
rlog ten aan
gemerkt dat
t spreker
tember 1970
voor het
wing had ge-
de kwestie
raad was
:n dat er dan
>rdat het
had eerder
kunnen gebeuren, omdat de toestemming van de inspec
teur reeds aanwezig was.
De wethouder DIJKSTRA zegt dat wat de f. 42.000,-
betreft, het ging om een globale raming, niet om een
begroting. De brief van het R.K. Schoolbestuur - die spre
ker zojuist door de secretaris ter hand werd gesteld -,
waarin men het college met het laatste in kennis stelt,
draagt als datum 18 februari 1971.
De heer SMITS: Er is ook een brief van 16 september
1970.
De wethouder DIJKSTRA: Daaraan twijfel ik geen ogen
blik.
De heer SMITS: Is het schoolbestuur dan verantwoorde
lijk?
De wethouder DIJKSTRA: Inderdaad. De brief van 16
september 1970 is van de inspecteur aan het desbetref
fende schoolbestuur gericht, waarin deze toestemming
verleent tot de verbouwing. Dan ligt het toch niet op de
weg van het gemeentebestuur om een week later het
schoolbestuur op het matje te roepen met de medede
ling: Er is al een week voorbij. De secretaris heeft tame
lijk snel gewerkt door in een maand de zaak rijp te ma
ken voor de raad.
De heer PIEREN: Ik vraag hoofdelijke stemming over
dit voorstel.
De heer DE GROOT kan zich nog herinneren dat de raad
in 1968, althans een aantal raadsleden, moeite had met
het verlenen van f. 42.000,- voor de onderhavige voor
ziening. Er is toen nogal uitvoerig over de zaak gediscus
sieerd.
Spreker is zich naar geschrokken, toen hij vorige week
het onderwerpelijke raadsvoorstel kreeg, waaruit bleek
dat er f. 37.000,- bij moest komen.
Hij heeft ongeveer drie kwartier besteed om de bij dit
raadsvoorstel ter inzage gelegde stukken te bestuderen.
Er is in de financiële commissie minstens een half uur
uitvoerig aan deze zaak besteed. Vanavond heeft de raad
over deze kwestie ongeveer een half uur gesproken, maar
allemaal voor noppes en voor niets, want de wethouder
heeft gezegd dat de raad hierin geen fluit te vertellen
heeft. De raad kan ja zeggen: hij kan misschien ook nee
zeggen, verder niets.
Spreker vindt het absurd dat voor een dergelijke voorzie
ning zo'n hoog bedrag nodig is. Hij begrijpt het helemaal
niet meer, nadat hij van de wethouder heeft vernomen
dat deze na een bespreking met het desbetreffende be
stuur er f. 20.000,- heeft uitgesleept. Men had dus in het
achterhoofd om er een ton tegenaan te gooien. Spreker
wil hier nu eens keihard nee zeggen en het verzoek van
de heer Pieren steunen om hoofdelijke stemming te hou
den.
Hierna wordt het voorstel van burgemeester en wethou
ders in stemming gebracht en met 14 tegen 9 stemmen
verworpen.
Tegen gestemd hebben de leden: Pieren, mevrouw Oranje-
Entink, Logtenstein, mevrouw Alting-Ambrosius, Geer-
lings, De Groot, mevrouw Walma van der Molen-De Vries,
Blaauw, Smits, mevrouw Korthuis-Elion, Grift, Smit,
Van Ee en Levinga.
Voor gestemd hebben de leden: Ebbers, Korte, Olden-
boom, mevrouw Walter-Van der Togt, Van Poppelen,
Dijkstra, Hoekstra, De Haan en Verheus.
60 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvullend
krediet voor de aankoop en plaatsing van een kunst
werk.
De VOORZITTER deelt mede dat de financiële com
missie zich met het voorstel kan verenigen met uitzonde
ring van één lid, dat tegen is.
De commissie wil nader gei'nformeerd worden over het
geen de opdracht aan de kunstenaar precies heeft inge
houden. Hij verleent daartoe het woord aan de heer Dijk
stra.
De wethouder DIJKSTRA zegt dat burgemeester en wet
houders twee jaar geleden een mondelinge opdracht
hebben gegeven aan de kunstenaar P. Riethoven. Deze
mondelinge opdracht is later schriftelijk bevestigd. Er
kan dus geen enkele twijfel zijn over de aard en over de
condities van de opdracht. Die opdracht hebben beide
partijen goed besproken en nauwkeurig vastgelegd.
De reden van het onderhavige voorstel is dat de kunste
naar in de perikelen is geraakt, doordat hij een Leidse
gieterij voor het gieten een gecontracteerd hoog bedrag
aan kosten moet betalen. Ook dit geval heeft circa twee
jaar geduurd. Er zijn in die tussentijd vele prijsstijgingen
opgetreden - het bekende liedje. De nota van de Leidse
gieterij is dus aanzienlijk hoger geworden; daarbij is een
nieuwe regeling van de b.t.w. van kracht geworden. Zo
doende zijn de gietkosten f. 3.000,- hoger geworden. De
kunstenaar die deze opdracht geeft, wordt hiervan geen
cent beter. Door het aanvullend krediet wordt voorko
men dat de schade te zijnen laste komt. Relatief krijgt
de kunstenaar zelfs minder voor zijn kunstwerk, want het
geld dat hij in handen krijgt, is minder waard dan in
1969.
De heer DE GROOT merkt op dat hij in de vergaderin
gen van 18 juni en 20 augustus 1969, toen de raad werd
voorgesteld om f. 34.000,- beschikbaar te stellen voor
de aankoop van een kunstwerk, zijn stem aan het voor
stel heeft onthouden. De raad heeft toen in meerderheid
besloten om tot aankoop van het kunstwerk over te gaan
en als goed democraat heeft spreker zich bij dit raadsbe
sluit neergelegd.
Spreker acht het niet juist dat de raad achteraf gecon
fronteerd wordt met een verhoging van de bedoelde post
met f. 3.000,-. De argumentatie is, dat de beeldengroep
iets groter is uitgevallen en dat de gietkosten door de al
gemene prijsstijgingen en door de b.t.w. wat hoger zijn
geworden. Hij vraagt zich af of de kunstenaar zou heb
ben verzocht, om f. 3.000,- minder te ontvangen als het
omgekeerde het geval was geweest, dus als de beelden
groep iets kleiner was uitgevallen en als de gietkosten
iets zouden zijn gedaald.
De wethouder heeft opgemerkt dat een van de redenen
van de verhoging is, dat er een hoger b.t.w.-tarief is toe
gepast. Uit de ter inzage gelegde stukken meent spreker
te hebben mogen opmaken, dat op de gietkosten 4% b.t.
w. wordt berekend. Daarover heeft hij zich verwonderd,
want hij dacht dat een tarief van 14% zou worden bere
kend. Er is dus geen verhoging toegepast, want de 4% gold
reeds.
Als een kunstenaar een opdracht heeft ontvangen en aan
vaard, dient hij zelf het risico te dragen van prijsverho
gingen. Bij prijsverlaging zou hij voordeel genieten. Het is
onjuist om een eenmaal gemaakte afspraak te gaan door
breken.
Wat spreker verwondert is, dat er weliswaar een brief
van de bronsgieterij is, waarin wordt verklaard dat de
gietkosten hoger zijn, maar dat deze brief niet is onder
tekend. Hij weet daarom niet welke waarde hij aan deze
brief moet toekennen.
Spreker zal zijn stem aan het voorstel onthouden.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen, waarbij de heer De Groot op zijn verzoek in de
notulen de aantekening krijgt, dat hij geacht wenst te
worden te hebben tegen gestemd.
47