aan het bedrijf met medewerking van het gemeente bestuur een belangrijke uitbreiding toegestaan. Op het ogenblik wordt vergunning gevraagd voor het lega liseren van een inmiddels tot stand gekomen kleine uit breiding. Uit het vorenstaande blijkt dat het bedrijf zich op een volkomen legale plaats heeft gevestigd, er heeft alleen gedurende de laatste jaren een aanvulling plaatsgevonden die niet legaal is. Het is moeilijk om een bedrijf als dat van de heer Smink in een woongebied te hebben en te voeren. De heer Smink ondervindt evenals de omwonenden dage lijks de moeilijkheden. Wanneer het onderhavige voor stel wordt aangenomen, zal het bedrijf niet verder kun nen groeien (het zal zelfs enigszins moeten worden in gekrompen), maar het zal blijven bestaan, zodat ook de hinder voor de buurt zal blijven bestaan, terwijl de moeilijkheden voor de heer Smink even groot zullen blijven of wellicht nog iets groter zullen worden. Het voorstel van het college biedt dan ook geen oplossing. Ook wanneer het voorstel van het college niet wordt aangenomen (wanneer de ontheffing wel wordt ver leend) zullen de moeilijkheden voor de buurt groter worden, terwijl de moeilijkheden voor het bedrijf van de heer Smink nauwelijks kleiner zullen worden. Een dergelijk bedrijf hoort niet in een woonbuurt thuis, noch in de huidige omvang, noch in een omvang die gelijk is aan de huidige, verminderd met het niet legaal aangebrachte gedeelte. De enige oplossing is overplaat sing van het bedrijf naar het industrieterrein. Twintig jaar geleden was het misschien nog toelaat baar dat een bedrijf als dat van de heer Smink werd ge vestigd in een woonbuurt, maar de huidige eisen met betrekking tot geluidshinder zijn anders dan vroeger het geval was. Op het ogenblik verdraagt men minder lawaai, men wil meer rust in de woonomgeving heb ben. Daarom dient het bedrijf te worden verplaatst. In dit verband is het nauwelijks van belang of de raad het voorstel aanvaardt. Het verdient aanbeveling dat het college op de kortst mogelijke termijn onderhan delingen opent met de heer Smink ten einde te berei ken dat het bedrijf binnen niet al te lange tijd kan worden verplaatst naar het industrieterrein. De gemeenschap heeft er belang bij dat het onderha vige bedrijf aan de Beetzlaan verdwijnt. Daarom meent spreker dat de gemeente, ter bevordering van de ver plaatsing van het bedrijf van de heer Smink, een be paald bedrag ter beschikking dient te stellen. Wellicht kan ook grondruil enige uitkomst bieden. Wat denkt het college van deze suggestie? Van het antwoord van het college zal het afhangen of spreker al dan niet voor het voorstel van het college zal stemmen. De heer VAN EE zegt dat het stuk van de adviseur van de heer Smink voor zich zelf spreekt. Uit het stuk van deze adviseur blijkt dat de heer Smink diens be drijf wel wil verplaatsen, maar dat hij daarvoor geld nodig heeft en dat hem daarvoor de tijd moet worden gegund. Wanneer de gemeente de heer Smink geld geeft, wordt er een precedent geschapen; niet te over zien valt op dit moment welke gevolgen dat precedent zal hebben. Wellicht is het mogelijk dat de heer Smink door de hogere overheid wordt gesteund. Bedrijven die structurele moeilijkheden hebben (dat wil zeggen be drijven die op het punt staan om failliet te gaan) worden vaak gesteund. In het onderhavige geval is er sprake van een bloeiend bedrijf. (Het bedrijf zit op het ogenblik op lage kosten, maar deze kosten zullen beslist hoger worden, wanneer de heer Smink zijn be drijf naar een ander terrein verplaatst). In hoeverre kan het college eraan medewerken dat het bedrijf van de heer Smink naar het industrieterrein wordt ver plaatst? Het is begrijpelijk dat de gemeente de heer Smink geen geld kan geven. Maar er zijn vele wegen om een persoon, die de bereidheid heeft om te verhui zen, bij te staan. Het verdient aanbeveling dat het col lege de wegen vindt die ertoe leiden dat de heer Smink het verplaatsen van zijn bedrijf een acceptabele kwestie vindt. Spreker kan op dit moment geen op lossing aangeven, maar wellicht kan het college te za- men met de heer Smink naar een oplossing zoeken. De heer JONKER meent dat de door de heer De Groot gegeven analyse van de situatie volkomen juist is. Voor het overgrote deel kan spreker met deze ana lyse instemmen. Er is sprake van een stuk historische ontwikkeling. Een goed florerend bedrijf is uit zijn krachten gegroeid. Het is volkomen duidelijk dat dat bedrijf niet past in de betrokken buurt. Of de gevraagde ontheffing al dan niet zal worden verleend zal qua hinder echt niet zo gek veel uitma ken. Terecht heeft de heer De Groot dan ook opge merkt dat het al dan niet verlenen van die ontheffing niet het belangrijkste punt is, omdat in beide gevallen de bron van de ellende in de Beetzlaan gevestigd zal blijven. Het zit spreker het meeste dwars dat het gemeente bestuur en de heer Smink niet „on speaking terms" zijn. Men dient afstand te nemen van hetgeen zich in het verleden heeft afgespeeld, getracht moet worden te komen tot een gespreksbasis. Gezocht moet worden naar een meer definitieve oplossing, bijv, verplaatsing naar het industrieterrein. De heer SMIT zegt dat de vorige woordvoerders reeds een aantal punten hebben aangesneden waarover ook hij het woord had willen voeren. In punt 14 van de brief van mr. Grooten wordt ge sproken over dwangmatige verhuizing van de heer Smink. De overheid wordt vaak onder het motto „re geren is vooruitzien" verweten achter de feiten aan te lopen. Dit balletje kan worden teruggespeeld. Uit de brief van mr. Grooten blijkt dat er een gestadige groei van het bedrijf heeft plaatsgevonden. Een gestadige groei van een bedrijf dient reserves op te leveren. Ook de heer Smink had vooruit moeten zien. Er zijn plaat selijke voorbeelden te noemen van zowel ambachte lijke- als winkelbedrijven, die uit hun pand groeiden en die tijdig maatregelen hebben genomen, De in punt 16 gestelde ontheffing geeft in het onder havige geval slechts een verplaatsing van de moeilijk heden naar een later tijdstip en zal geen afdoende op lossing betekenen. De gestadige groei van het bedrijf van de heer Smink valt toe te juichen. Maar de thans gevraagde uitbrei ding kan in de betrokken omgeving niet worden toe gestaan. Eventueel overleg behoeft beslist niet te bete kenen dat verplaatsing van het bedrijf nog tien jaar op zich zal laten wachten. Het algemeen belang zal moeten prevaleren. Door goed overleg kan een voor beide partijen acceptabele oplossing worden gevonden. De fracties van K.V.P. en P.C.F. kunnen zich vereni gen met het voorstel van het college, mits er met de heer Smink onderhandelingen zullen worden gevoerd. Er zal de heer Smink grond moeten worden aangebo den in het industriegebied, waarbij een redelijke op tietermijn in acht dient te worden genomen, opdat de heer Smink in staat is zijn bedrijf binnen een redelij ke termijn te verplaatsen. 79

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1971 | | pagina 80