te gaan. Het college heeft zich daar toen bij monde van
de vorige burgemeester heftig tegen verzet. Door de
fractie van de K.V.P. is er toen op aangedrongen on
der de betrokken bewoners een enquete te houden,
teneinde te weten te komen of veel mensen hun wo
ning wilden kopen, wat zij daarvoor over hadden, en
zovoorts. Ook over dit punt is toen langdurig gedis
cussieerd, met als gevolg dat de vergadering op een
gegeven moment werd geschorst, teneinde de fracties
in de gelegenheid te stellen hun standpunten te bepa
len. Daarop werd het voorstel van het college om de
woningen niet te verkopen in stemming gebracht en
niet het voorstel eerst een enquete te houden. Door
de vorige burgemeester werd tegen de verkoop van
deze woningen aangevoerd dat er gebrek was aan
woningen voor mensen met lagere inkomens, zodat
door verkoop de doorstroming zou worden belem
merd. Ten tweede stelde hij dat er nog te weinig parti
culiere woningen waren; als het plan Klaarwater ge
reed zou zijn, zouden er meer zijn. Intussen is dat
plan klaar, zodat spreker wel benieuwd is hoe de situa
tie nu is. Ten derde was de burgemeester tegenstan
der van het houden van een enquete, omdat dit bij de
bewoners bepaalde verwachtingen zou wekken. Het
voorstel van het college werd toen met 11 tegen 9
stemmen aangenomen.
Thans is opnieuw door bewoners het verzoek inge
diend hun woningen te mogen kopen. Spreker ge
looft dat men nu voor dezelfde problematiek staat
als in 1969, want men weet ook nu niet waar men
aan toe is. Hij had graag gezien dat de raad was aange
toond hoeveel bewoners hun woning willen kopen en
tegen welke prijs, hoe het staat met de doorstroming
en of daarvan sedert 1969 iets is terecht gekomen,
enzovoorts. Er zijn kortom nog vele vragen waarop
geen antwoord is gegeven. Spreker zou daarom thans
hetzelfde voorstel willen doen als in 1969, nl. om
eerst een onderzoek in te stellen dat tot een antwoord
op al die vragen leidt. Wellicht is het mogelijk eerst
een gedeelte van de woningen in kwestie te koop aan
te bieden. Indien de nog ontbrekende informatie niet
in deze vergadering kan worden verstrekt, zal hij
voorstellen dit punt aan te houden en het over een
half jaar aan de hand van uitvoerige documentatie
opnieuw in de raad aan de orde te stellen, zodat men
dan op goede gronden zal kunnen bepalen of men
voor of tegen verkoop van de woningen is.
De heer VAN EE begrijpt dat mensen die vroeger,
toen zij nog niet zo sociaal krachtig waren, in deze
woningen zijn getrokken, er behoefte aan hebben in
die buurt te blijven wonen, maar dan in een eigen
huis. Zij wonen thans in het bezit van een ander, in
casu de gemeente, en die ander had gedacht deze wo
ningen vrij te kunnen maken voor de doorstroming.
Ondanks het gereedkomen van Klaarwater komen
deze woningen daarvoor echter niet vrij. Spreker
meent dat een aantal bewoners hun woningen graag
wil kopen, omdat zij de buurt waarin zij wonen zo
plezierig vinden. Hij wil graag weten waarom het col
lege niet tot verkoop van de woningen wil overgaan.
Zijn fractie heeft in principe geen bezwaar tegen ver
koop, mits deze woningen tegen de marktwaarde
worden aangeboden.
De heer STORIMANS heeft de informatie gekregen
dat de wettelijke verplichting bestaat om woningen
als deze, als zij tien jaar of ouder zijn, aan de bewo
ners te verkopen. Hij heeft dit niet kunnen verifiëren,
maar in andere gemeenten, zoals Ermelo, schijnt aan
die verplichting te wofden voldaan. Kan het college
hierover iets mededelen?
De heer HOEKSTRA merkt op dat de béginselpro-'
gramma's van verschillende pdlitifcke: partijen stellen
dat de gemeenten en. de woningbouwcorporaties de
doorstroming zo veel mogelijk dienen te bevorderen.
Zo langzamerhand heeft men wel ontdekt dat het be
vorderen van de doorstroming niet eenvoudig is, om
dat men de mensen nu eenmaal niet kan dwingen door
te stromen. Er zijn gemeenten die hebben geprobeerd
door huuropzegging en rechterlijke uitspraken dege
nen die in voor hen te goedkope woningen wonen naar
duurdere woningen te laten gaan, maar in het algemeen
is dit niet gelukt.
Uit het thans aan de orde zijnde verzoek blijkt zeer
duidelijk dat men de woning die men bewoont zelf
wenst te bezitten. Spreker acht dit een goede zaak.
Anderzijds is het ook een moeilijke zaak, zoals de
heer Van Poppelen duidelijk heeft gemaakt. De heer
Van Ee stelde wel voor verkoop te zijn, maar dan te
gen de marktwaarde. Voor de gemeente is het natuur
lijk een belangrijke vraag tegen welke prijs een woning
kan worden verkocht en wat de gemeente voor dat be
drag weer kan gaan bouwen. Kunnen daarvoor ten
behoeve van de doorstroming acceptabele woningen
worden gebouwd? Dit interesseert sprekers fractie
bijzonder. Als er nu zo'n drang is naar eigen woning-
bezit, maar het college op dit moment nog niet voor
verkoop van woningen voelt - in de pers heeft spreker
gelezen dat het college er inderdaad „nog niet" voor
voelt -, is het dan niet zaak er zo snel mogelijk voor te
zorgen dat hier en daar in de gemeente kavels te koop
worden aangeboden aan particulieren die, als zij de
woning die zij thans bewonen niet kunnen kopen, wel
elders willen gaan bouwen? Hij is zich ervan bewust
dat dit waarschijnlijk niet direct de bedoeling is van
degenen die dit verzoek hebben ingediend, want zij
zullen, zoals de heer Van Ee veronderstelde, wel wil
len blijven wonen waar zij thans wonen, maar er zul
len er toch ook wel zijn die blij zullen zijn met de
mogelijkheid om elders zelf een huis te laten bouwen.
Ten slotte sluit spreker zich aan bij de door voorgaan
de sprekers al gestelde vragen.
De heer PIEREN onderschrijft de opmerking van de
heer Van Poppelen dat in 1969 reeds uitvoerig over
deze kwestie is gesproken. De fractie van de Partij
van de Arbeid - er was toen nog geen PAK - heeft
daarbij duidelijk gesteld waarom zij tegen verkoop
van deze woningen was. De heer Hoekstra zei terecht
dat vele politieke partijen in hun beginselprogramma
de bevordering van de doorstroming hebben staan.
Sprekers fractie is van mening dat men, door wonin
gen als deze te verkopen, die doorstroming niet bevor
dert. Wil men de doorstroming bevorderen, dan moe
ten deze woningen gemeentelijk bezit blijven. Het ge
beurt immers regelmatig dat via deze woningen door
stroming plaatsvindt. Andere fracties hebben om cijfers
dienaangaande gevraagd; spreker vermoedt dat het
college hierover wel het nodige cijfermateriaal ter be
schikking heeft. Evenals in 1969 ondersteunt zijn frac
tie het voorstel van het college om niet tot verkoop
van de woningen over te gaan.
De heer DE GROOT wil proberen heel kort te zijn,
want men is deze week plotseling tot de ontdekking
gekomen dat tijd geld is. Hij kan zeer wel meegaan
met veel van wat door vorige sprekers is gezegd Als
overtuigd voorstander van de bevordering van particu
lier woningbezit, valt het hem bijzonder zwaar om met