De VOORZITTER: Artikel 17. De heer VAN EE leest in de jurisprudentie duidelijk dat artikel 17 slaat op een loods, een keet of een der gelijk bouwwerk. Dit houdt in dat het niet de huisves ting van mensen betreft. Een loods of keet dient ten behoeve van de bouw, en niet ten behoeve van huis vesting. De VOORZITTER: Ik ben het niet met u eens. Ik weet niet waar u die jurisprudentie uit haalt De heer VAN EE: Uit de wet op de ruimtelijke orde ning, maar daarover wil ik nu niet De VOORZITTER: Dat vind ik toch wel essentieel. De heer VAN EE vervolgt dat hij in het antwoord van het college twee dingen beluistert. In de eerste plaats wil het college een tijdelijk gebouw neerzetten, omdat op het terrein van de heer Van Kampen een uitbrei ding van diens huis zal plaatsvinden, die, zoals de heer De Haan zei, nog niet is verwezenlijkt. Van mevrouw Walter heeft spreker echter een heel ander geluid ge hoord, nl. dat er een tijdelijk gebouw komt omdat de geplande vleugel nog niet kan worden gebouwd. Wat gaat er nu precies gebeuren? De heer VAN POPPELEN: Allebei! De heer VAN EE: Dan gaan wij in dit gebied dus een aantal woningen neerzetten die duidelijk tegen het streekplan ingaan. De heer VAN POPPELEN: Zij staan er al. De heer VAN EE meent dat men uitbreiding gaat ge ven aan een gebied waarvan in het streekplan duide lijk wordt gezegd dat het niet verder moet worden uit gebreid, integendeel, er wordt gezegd dat parasitaire bebouwing moet worden tegengegaan. Hij vindt het antwoord van het college niet bevredigend. De heer PIEREN is het met de voorzitter eens dat de artikel 17-procedure nog niet op gang is gekomen. Dat zal gebeuren wanneer de bouwaanvrage is ontvangen. Zijn vraag is nu of gedeputeerde staten daartegen be zwaar zullen kunnen maken. De VOORZITTER antwoordt ontkennend. Artikel 17 houdt in dat de bouwaanvrage gedurende veertien da gen ter inzage moet worden gelegd. In die tijd kan een ieder die dat wil bij het college van burgemeester en wethouders bezwaren indienen. Het college zal die bezwaren dan bekijken, om vervolgens wel of niet tot verlening van de vergunning over te gaan. Wanneer het de vergunning verleent, geeft het daarvan medede ling aan gedeputeerde staten, die dit besluit van het college theoretisch ter vernietiging aan de Kroon zou den kunnen voordragen. Dit geldt ook voor andere besluiten van het college, maar dit schort de uitvoe ring niet op. De gemeente zou dus over drie jaar de mededeling kunnen krijgen dat het besluit van het college is vernietigd; meestal wordt dan tot de instan tie welker besluit is vernietigd gezegd, dat zij de gevol gen ervan maar moet regelen. Zoals gezegd schort dit de uitvoering van een besluit van het college niet op. De heer PIEREN is de voorzitter dankbaar voor deze juridische uitleg. Een vraag die hij nog wil stellen is welke planologische bezwaren aanvankelijk tegen de aanbouw van een vleugel bestonden. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT antwoordt dat er geen planologische bezwaren waren. De vergunning hiervoor zou gewoon krachtens over gangsrecht worden verleend, waarbij het bestaande niet wordt gelegaliseerd, maar wel erkend wordt dat het bestaat, met een uitbreidingsmogelijkheid tot 15%. Wat er aan gebouwen staat, mag men dus vernieuwen. De betrokkene kan dit echter niet van de ene dag op de andere realiseren. Er moet eerst getekend worden, er moet een vergunning worden aangevraagd, enzo voorts. Hij kan er dus bepaald niet al over een maand mensen in huisvesten. Dat kan hij wel met dat andere gebouw. Als dat andere gebouw er staat, behoeft die vleugel niet meer zo erg vlug te worden gebouwd. Hij kan dan rustig bekijken wat hij gaat doen; misschien doet hij het wel helemaal niet. De VOORZITTER constateert dat een beetje met de procedure wordt gerommeld, hetgeen haar schuld is, omdat zij is begonnen met de heer Pieren een ant woord te geven. De heer Pieren was echter nog niet uitgesproken. De heer PIEREN memoreert dat de heer De Haan een uiteenzetting heeft gegeven over de huisvesting van de buitenlandse werknemers, een zaak die een ieder zeer na aan het hart ligt. Daarbij sprak hij ook over een overleg met het Soester bedrijfsleven. Sprekers vraag is nu, hoeveel werknemers die in te sluiten pen sions wonen, bij Soester bedrijven werkzaam zijn. Werken niet velen van hen bij Polynorm in Bunscho ten? De heer VAN POPPELEN stelt vast dat de raad in het begin van het volgend jaar het plan „landelijk gebied" krijgt aangeboden. Kan de wethouder vertellen hoe het gebied waarover het thans gaat in dat plan is gesi tueerd? De VOORZITTER: Uiteindelijk hangt dit natuurlijk van de raad af. De heer JONKER deelt de mening van de heer Van Ee dat een niet geheel bevredigend antwoord is gege ven. De wethouder zei dat er in hoofdzaak vruchtbo men zijn gekapt en misschien wat jonge beuken, maar geen waardevolle bomen. Toen spreker zich van ochtend op het raadhuis over deze zaak oriënteerde, werd óók gesproken over vruchtbomen waarvoor geen kapvergunning nodig zou zijn. Bij zijn oriëntatie ter plaatse heeft hij aan enige mensen die daar zeer goed bekend waren, gevraagd wat voor bomen er hadden gestaan. Zij hebben hem verzekerd dat het ging om beuken, die er al veertig jaar stonden. Hem werden de overgebleven bomen aangewezen, terwijl hij ook de stompen van de gekapte bomen heeft gezien. Die zagen er bepaald niet uit als vruchtbomen en evenmin als jonge boompjes. Spreker heeft dan ook zijn twij fels over wat de wethouder heeft gezegd. Het moet op eenvoudige wijze zijn na te gaan wat voor bomen er hebben gestaan. Hij zou het op prijs stellen als hier naar een onderzoek werd ingesteld. Met betrekking tot de aan te leggen riolering is nog even een steek uitgedeeld aan de buurman van de heer Van Kampen. De heer Van Kampen zou bereid zijn de kosten te dragen, hetgeen niet gezegd kon worden van zijn buurman. Die buurman zal zich in het verle den wel eens niet geheel volgens de regels hebben ge dragen, maar gesteld kan worden dat deze buurman de riolering thans netjes door middel van putten heeft geregeld en niet tot verontreiniging van de omgeving bijdraagt, hetgeen van de heer Van Kampen niet kan worden gezegd. Spreker heeft er een sloot bekeken, die hem door omwonenden was aangewezen als te zijn verontreinigd door de bedrijvigheden van de heer Van Kampen. De heer DETMAR sluit zich graag aan bij de woorden van de heer Jonker. Ook hij heeft ter plaatse de situatie

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1972 | | pagina 215