enrprocureur te Utrecht.
De VOORZITTER zegt dat het college die brief ook
heeft ontvangen.
De heer VAN POPPELEN leest op pagina 3 van die
brief:
„Indien B. en W. een nadere eis ex artikel 297 Bouw
verordening hadden willen stellen, had het College dat
moeten doen. Nu men dat heeft nagelaten dient de
onderhavige bouwvergunning te worden verleend."
Spreker zou graag vernemen in hoeverre deze stelling
juist is.
De VOORZITTER vindt deze stelling bepaald niet juist.
Formeel geredeneerd vindt zij wel juist de redenering
van mevrouw Korthuis, dat het college de vergunning
heeft geweigerd op grond van artikel 258 van de bouw
verordening, maar dat de vergunning had moeten wor
den geweigerd op grond van artikel 297 van deze ver
ordening en dat formeel juister gehandeld zou worden
als het college alsnog de aanschrijving ex artikel 297
van de bouwverordening deed. Als de raad het hiermede
eens is, zou het voorstel moeten worden aangehouden;
dan zou de aanschrijving in deze maand kunnen
plaatsvinden en dan zou de weigering gegrond moeten
zijn op artikel 297.
Mevrouw KORTHUIS-ELION wijst er op dat er in
de brief van de heer Willems ten onrechte staat, dat
de raad een rechtsprekende instantie is die geen be
leidsoverwegingen in zijn beschouwingen mag betrek
ken. De raad is een administratief orgaan. In de op
dracht van de commissie voor de beroepschriften
staat,,dat ze (en dit is juist het bijzondere van dit
lichaam) wel beleidsoverwegingen mee mag laten gel
den, maar dat dat binnen het wettelijke kader moet
gebeuren. Het laatste loopt in het onderhavige geval
een beetje scheef.
De heer VAN POPPELEN zegt dat er meer aanvecht
bare punten in de brief van de heer Willems staan.
De VOORZITTER merkt op dat zij in deze brief ook
nog iets geks heeft aangetroffen. Op pagina 3 van de
brief staat namelijk:
„De burger kan aan een brief van de gemeente niet
zien of daaraan een ambtelijke beleidsbepaling ten
grondslag ligt, dan wel een authentiek besluit van het
College van Burgemeester en Wethouders."
Dit is, zo stelt spreekster met alle waardering voor
alle advocaten en procureurs, natuurlijk een stelling
die nergens op slaat. De beleidsbepaling geschiedt
door het college van burgemeester en wethouders,
maar de heer Willems doet in de brief net alsof er een
aantal zaken is die helemaal buiten burgemeester en
wethouders om door de ambtenaren worden afgedaan,
hetgeen natuurlijk niet zo is. Het college ontvangt
vele adviezen van ambtenaren die het college zo afpa-
rafeert en die daarna zonder meer worden uitgevoerd,
maar dan staan de parafen van de betrokken college
leden op de stukken. Als er niet minstens drie parafen
op staan van leden van het college die de adviezen
hebben goedgekeurd, gaat het uitvoeren van de ad
viezen eenvoudigweg niet door. De hiervoren aange
haalde stelling is dus helemaal niet juist. Spreekster
is dan ook echt niet ondersteboven van de brief van
de heer Willems.
Formeel geredeneerd zou het college de aangevraagde
vergunning moeten weigeren op grond van artikel
297 van de bouwverordening. De commissie voor de
beroepschriften stelt de raad voor de vergunning inder
daad op grond van dit artikel te weigeren. Met me
vrouw Korthuis vindt spreekster, dat de commissie
aldus eigenlijk optreedt op een zodanige wijze, dat
ze haar instructie te buiten gaat. Eigenlijk zou het
voorstel moeten worden aangehouden en zou het col
lege de N.V. GemarSoest moeten aanschrijven dat de
gevraagde vergunning is geweigerd op grond van arti
kel 297 van de bouwverordening. Daartegen zou de
N.V. GemarSoest dan bij de raad in beroep kunnen
komen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION zegt dat dit ontzettend
formeel lijkt, maar dat naar haar mening het gemeen
tebestuur in dezen toch strikt moet zijn.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT
vindt het ontiegelijk formeel. Aanschrijvingen ex arti
kel 297 van de bouwverordening zijn imde praktijk
ongebruikelijk. De commissie voor de beroepschriften
heeft uit de correspondentie en uit hetgeen er in de
openbare vergadering van de commissie naar voren is
gebracht, voldoende begrepen dat de N.V. GemarSoest
volledig op de hoogte was van de wensen van het ge
meentebestuur ten aanzien van het parkeren. Op een
vraag van de N.V. GemarSoest om parkeerhavens aan
te leggen aan de Parallelweg is gezegd: Doet u dat op
eigen terrein, gaat u er nu geen groen aan opofferen,
doet u het hek rond de kisten nu even weg en zet u
de kisten aan de achterzijde van het hoofdgebouw,
dan heeft u meer parkeergelegenheid voor de klanten
op eigen terrein.
Naar spreeksters gevoel was het ook zonder een aan
schrijving ex artikel 297 bij de N.V. GemarSoest ruim
voldoende bekend, dat het gemeentebestuur hier prijs
op stelde. Dat is haars inziens ruim voldoende bekend
geworden in de vriendelijke gesprekssfeer. Als derge
lijke dingen allemaal zo glashard moeten worden ge
speeld, dat alles ex artikel zoveel en ex artikel zoveel
moet worden geschreven, omdat wij ons er anders een
buil aan zouden kunnen vallen, aldus spreekster, dan
kunnen wij wel ophouden; formeel is het misschien
wel juist, maar in de praktijk is het ongebruikelijk.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Is het ongebruikelijk
om het artikel te noemen op grond waarvan je een
aangevraagde vergunning weigert?
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Het
is ongebruikelijk om aanschrijvingen op grond van dat
artikel in die sfeer te doen uitgaan. Ik vind het lood
zwaar.
De VOORZITTER: Dat is een andere kant van de zaak
en daar zit ook heel veel in. Zo ziet men dat zo'n
zaak vele kanten heeft.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik kan niet beoordelen
wat gebruikelijk is.
De VOORZITTER: De raad heeft nu een uitspraak
te doen naar aanleiding van het voorstel van de com
missie voor de beroepschriften.
De heer PIEREN merkt op dat de commissie voor de
beroepschriften het nog wel eens moeilijk heeft en
dat dat ook vandaag weer blijkt.
Bij de behandeling van de onderhavige aangelegenheid
is het de commissie duidelijk gebleken, dat toepassing
van artikel 258 van de bouwverordening in dit geval
in feite onjuist is en dat artikel 297 van deze verorde
ning had moeten worden toegepast. Daarom heeft de
commissie, gelet op de uitvoerige correspondentie die
er tussen het college en de N.V. GemarSoest is gevoerd,
gemeend te moeten voorstellen de vergunning formeel
100