De heer VAN POPPELEN: Welke commissie?
Wethouder DE HAAN: Hebt u die bijeenkomst niet
bijgewoond?
De VOORZITTER: Van welke commissie?
Wethouder DE HAAN: De commissie woonruimte
verdeling. De financiële commissie heeft de vragenlijst
ook behandeld.
Wethouder EBBERS: En ook de commissie grondbe
drijf en uitbreidingsplan.
Wethouder DE HAAN: Dat kan ik niet beoordelen,
want de vergadering van deze commissie heb ik niet
bijgewoond.
Voortgaande zegt spreker dat het in het algemeen wel
nuttig is om kopers vergelijkingsmateriaal te verschaf
fen over een hypotheek met lineaire aflossing en een
hypotheek op annuileitenbasis.
Pas wanneer het raadsbesluit door gedeputeerde sta
ten is goedgekeurd kan het college, aan de hand van
de voorlopige opgave op de enquêteformulieren, gaan
praten met adspirant-kopers. Het met ja beantwoor
den van de vraag of men de woning wil kopen bete
kent nog geenszins dat de bewoner daarmede een
overeenkomst is aangegaan met de gemeente, want
het is niet mogelijk een overeenkomst van koop en
verkoop aan te gaan op grond van het beantwoorden
van een vraag in een enquêteformulier.
Het is mogelijk dat er mensen zijn die, toen zij aan
het begin van dit jaar het enquêteformulier invulden,
rekening hielden met een rentepercentage van 7 3/4
of 7 5/8. Thans is een rente van 8,5% al aan de krappe
kant, want de rente zal eerder 9% bedragen. Die hoge
re rente zal wellicht tot gevolg hebben dat sommige
adspirant-kopers thans niet kunnen kopen.
Het college stemt niet in met het pleidooi van de heer
Jonker om de woningen vrij op naam te verkopen.
De neiging tot speculeren zal toenemen naarmate de
prijs afneemt. Bij een lagere prijs is er nog meer reden
om de anti-speculatiebepaling op te nemen. Burge
meester en wethouders menen dat het niet noodzake
lijk is voor de woningen een lagere prijs vast te stellen.
Over de vraag of de prijs van de woningen sinds 1 ja
nuari 1973 met f. 5.000,- is gestegen zou een mooi
boompje kunnen worden opgezet. In ieder geval staat
vast dat de prijs is gestegen.
De heer Oldenboom heeft er terecht op gewezen dat
er een bescheiden doorstroming is geweest en dat er
wat los zou worden gemaakt, wanneer de bewoners
van de betrokken woningen zouden worden geënquê
teerd.
De heer Levinga heeft diens reeds eerder ingenomen
standpunt niet verlaten. Dat standpunt spreekt, zoals
men uit zijn betoog zal hebben begrepen, spreker
duidelijk aan.
In verband met de opmerking van de heer Smits dat
de prijzen uit de hand lopen, rijst bij spreker de vraag
waarom de heer Smits dan toch de anti-speculatiebe
paling wil loslaten.
De heer De Groot heeft gewezen op het pleidooi dat
in 1969 door het college werd gehouden voor het
niet verkopen van de huizen in verband met de door
stroming, terwijl het plan Klaarwater een alternatief
zou bieden. Thans kan worden gezegd, dat wanneer
het collegevoorstel wordt aanvaard, een wissel op de
toekomst wordt getrokken, zij het vanuit een andere
hoek. Dat is een omkeerbaar bewijs. Juist door het
gebrek aan alternatieven in de huidige situatie blijft
hij het betreuren dat de huizen zullen worden ver
kocht. Wanneer de huizen worden verkocht, zal dat
echter op de best mogelijke wijze moeten gebeuren.
Het schijnt dat de heer Van Vloten meent dat sommi
ge bewoners spoken hebben gezien. Spreker heeft niet
de indruk dat er erg veel angst is voor het afstoten van
de betrokken woningen door de gemeente aan een
particuliere beleggingsmaatschappij. Hij heeft in de
eerste ronde van de behandeling van de onderhavige
materie in de raad gezegd, dat in de begintijd - toen
de woningen nog onder de premiebeschikking vielen
en derhalve slechts konden worden verhuurd - is ge
speeld met de gedachte om de woningen over te doen
aan een particuliere beleggingsmaatschappij, waarbij
als voorwaarde zou worden gesteld dat deze maat
schappij de woningen zou moeten blijven verhuren.
Met het vrijkomende geld zou dan weer andere wo
ningbouw hebben kunnen worden bedreven. Die ge
dachte is niet uitgevoerd. Verder kan er geen enkel
spookbeeld zijn ontstaan, want met deze gedachte is
zelfs niet gespeeld (noch door het college, noch door
de raad) tijdens de behandeling van het voorstel. Bo
vendien heeft in de stukken niets gestaan dat daarop
kan wijzen.
Het in erfpacht uitgeven van de grond zou een geheel
nieuw element in de zaak zijn. Daarvoor is een nieuwe
opzet noodzakelijk, want het is bekend dat geldge
vers een wat andere houding aannemen, wanneer het
uitgeven van grond in erfpacht in het geding is.
Het college heeft nog geen volledig beeld van de wij
ze waarop het eventueel vrijkomende geld zal kunnen
worden aangewend ten behoeve van de sociale wo
ningbouw. Daar de sociale woningbouw in het alge
meen door de rijkskas wordt gefinancierd, zal het
wenselijk zijn om dit punt te bespreken met verte
genwoordigers van het rijk. Nagegaan zal moeten wor
den op welke wijze het meest effectieve resultaat
wordt bereikt. Het zou immers bijzonder onnuttig zijn
om als gemeente een extra-subsidie te verlenen, wan
neer het mogelijk is geld te krijgen uit een rijkspot,
want daardoor zou het rijk in de kaart worden ge
speeld. Het een zal moeten worden gedaan zonder
het ander na te laten.
Men mag verwachten dat het college alles in het werk
zal stellen om op zo kort mogelijke termijn met de
volkshuisvestingsaspecten op tafel te komen. Daarbij
zal aandacht worden geschonken aan een aantal mo
gelijkheden tot besteding van de vrijkomende gelden
op zo effectief mogelijke wijze in de sociale woning
bouw.
Persoonlijk komt de voordracht, gezien de dagelijkse
problemen waarmede hij wordt geconfronteerd, niet
aangenaam over op spreker, maar men mag van hem
verwachten dat hij, wanneer het voorstel wordt aan
vaard, op de meest loyale wijze uitvoering zal geven
aan de zaak. Hij wil pleiten voor behoud van de anti-
speculatiebepaling, omdat de huidige prijs reeds ho
ger ligt dan de taxatieprijs, Daardoor is de kans op
speculatie groter geworden. Het is bepaald niet de
bedoeling om met behulp van de anti-speculatiebe
paling elke verkoop tegen te gaan. De bepaling dient
om uitsluitend speculatieve verkopen tegen te gaan en
niet de verkoop van een huis waarvan de bewoner is
gedwongen (bijv. door overplaatsing) ergens anders
heen te gaan. Daarenboven zal de anti-speculatiebepa
ling worden gehanteerd om de woningen te kunnen
bestemmen voor Soester ingezetenen.
124