passen van een huurverhoging. Die zou overigens niet zo groot behoeven te zijn. De rente en afschrijving van een deel van de kosten van verbetering van de keukens - een ander deel zou onder normaal onder houd komen te vallen - zouden kunnen worden ge dekt uit een huurverhoging van f. 22,50 per maand. Wanneer men dit telt bij de huidige huur, is er nog steeds sprake van een zeer lage huur. De heer GRIFT zegt de betrokken woningen op ver zoek van de bewonerscommissie te hebben bezocht. Daarbij heeft hij aanrechten aangetroffen, die op in storten staan. De tegen de muur aan zittende richels zijn gewoon zwart. Zo zijn ze verrot. Misschien vallen die aanrechten binnen twee maanden wel in elkaar. Spreker zou de betrokkenen haast adviseren: Ga maar op de aanrecht zitten; dan zakt die wel in elkaar. Laat men nu allereerst zorgen dat deze aanrechten worden vernieuwd. Dat is het allernoodzakelijkste. Laat men de huizen dan verder maar een paar jaar in de grondverf laten staan. In de eerste plaats is nodig dat de mensen behoorlijke aanrechten hebben, zodat zij van de lekkages af zijn. Spreker zegt niet dat alle keukens vernieuwd moeten worden; er zijn ook men sen die zelf al voor een nieuwe aanrecht hebben ge zorgd. In het rondgedeelde stuk staat: „Aangezien het onderhoud en de administratie zijn overgedragen aan de Stichting Samenwerking Wo ningbouwcorporaties, zal ook het bestuur van die stichting bij de besluitvorming worden betrokken." Het is heel gemakkelijk dit op papier te zetten. Maar die stichting bestaat nog niet. Wanneer komt die stichting van de grond? Wanneer de één niet "dwars ligt, ligt de ander dwars. In mei is ook al naar deze stichting verwezen, maar die is er nu nog niet. En spreker ziet deze stichting dit jaar ook niet meer tot stand komen. Hij pleit er voor dat vanwege Gemeentewerken de aanrechten worden vervangen waar dit allernoodzake lijkst is - waar het geld ook vandaan moet komen. Wanneer een ambtenaar ter plaatse gaat kijken, zal die tot de conclusie moeten komen, dat de huidige situatie niet langer kan worden gehandhaafd. Het zijn inderdaad houtarme woningen, maar spreker heeft zelf geconstateerd dat in de stofdorpels en in de trapleuningen houtworm voorkomt. Die komt niet van beneden naar boven lopen! Wanneer die uit het meubilair kwam, waren de meu bels allang opgegeten! Mogelijk was de houtworm bij de nieuwbouw reeds aanwezig. In ieder geval: die houtworm is aanwezig. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT kan niet anders doen dan herhalen dat de gehele zaak in onderzoek is. Uit het overgelegde stuk blijkt, hoe bitter weinig geld er beschikbaar is voor het onder houd van deze woningen. Er moet worden gepast en gemeten om het hoogst noodzakelijke onderhoud uit te voeren. De kwestie van de aanrechten wordt behandeld in een rapport, dat vrijwel gereed is. Te dien aanzien zul len er dus zo gauw mogelijk voorzieningen worden ge troffen. De totstandkoming van de Stichting Samenwerking Woningbouwcorporaties is inderdaad een moeizame zaak. Het is hiermede net als met een locomotief: het duurt wel eventjes voordat die goed op gang komt. Wij moeten echter met z'n allen proberen - aldus spreek ster - deze zaak van lieverlede meer waarde te geven. Zij meent dat het goed is, dat deze nieuwe stichting zich op de hoogte stelt van hetgeen er bij deze wo ningen gaande is. Zij gelooft echter niet dat dit de be slissing en de uitvoering behoeft op te schorten, want nogmaals: de voorbereidingen zijn zo goed als afge rond. De heer GRIFT: Ik mag dus uit de woorden van de wethouder concluderen, dat zo spoedig mogelijk voorzieningen zullen worden getroffen? Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Zo gauw als het kan. Zo gauw er een inzicht is in de kosten die daarmede gemoeid zijn en zo gauw wij weten of het te betalen is. De heer Grift zegt nu wel: Dan zie je maar waar het geld vandaan komt. Dat vind ik ook een vreemde opvatting. Het geld zal er moe ten zijn. De VOORZITTER: Wanneer het rapport er is, zal er dus meer klaarheid komen met betrekking tot de vraag wat de ernstigste gebreken zijn en hoe het ver helpen daarvan gefinancierd kan worden. De beraadslagingen over dit onderwerp worden daarop gesloten. Vervolgens spreekt de VOORZITTER de volgende woorden: Dames en heren! Tot mijn spijt moeten wij weder om afscheid nemen van een van de leden van onze raad. Mijnheer Smits! U gaat ons verlaten. U gaat ons niet verlaten, omdat u het niet prettig vindt in de raad. U gaat ons ook niet verlaten, omdat u geconstateerd hebt het raadslidmaatschap niet te kunnen combine ren met uw dagelijks werk. Dat is overigens een con statering die tegenwoordig vele raadsleden doen. Het raadswerk neemt nl. hoe langer hoe meer tijd in beslag, terwijl men ook met het dagelijks werk dik wijls druk bezig is. U gaat ons helemaal verlaten. U gaat zich vestigen beneden de grote rivieren. Men zegt altijd dat het daar veel joliger en veel gezelliger is dan hier. Ik weet niet of ook u dat zult ondervinden. Ik moet zeggen dat het in Soest ook jolig en gezellig kan zijn. U bent niet zo verschrikkelijk lang raadslid geweest. U bent na de verkiezingen van 1970 in de raad geko men. U gaat nu, na drie jaar, al weer weg. Toch hebt u in deze drie jaar een heleboel gedaan. U bent lid geweest - dat is een zaak die u bijzonder ligt - van de commissie sociale zaken. U hebt zich bemoeid met de financiè'n alsmede met het openbaar slachthuis. (Ik heb overigens niet het gevoel dat het laatste het allergrootste werk is dat men als raadslid heeft te doen! Uw opmerkingen in de raad lagen heel dikwijls in de sfeer van sociale zaken. Wij hebben dit hedenavond nog gemerkt bij het debat over de verkoop van ge meentelijke premiewoningen. Uw opmerkingen lagen dikwijls in de sfeer van de bejaardenzorg - een sector die u met zo veel liefde hebt behartigd. Behalve raadslid bent u lid van de Stichting voor Huisvesting van Bejaarden (Molenschot). U bent tot voor kort voorzitter geweest van de Stichting Fede ratieve Raad voor het Bejaardenwerk. U hebt enorm veel bemoeienis gehad met de voorbereiding van het dorpshuis in Soesterberg. 131

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 132