9. commissie ruimtelijke ordening: de heren M.A. van Ee, W. A. Blaauw, M. de Groot, H.M. Jonker, G.H. Ol- denboom, P. Grift en J.R. van Poppelen; 10. commissie openbaar slachthuis: de heren W.A. Blaauw, M. de Groot, R.A. van Logtenstein, K. Levin- ga en G. Stam. 213 Voorstel tot het benoemen van de heer G. Stam tot lid van het bestuur van de „Stichting voor Huisvesting van Bejaarden te Soest", alsmede tot lid van de advies commissie als bedoeld in artikel 7a van de gemeen schappelijke regeling sociale werkverbanden voor Amersfoort en omgeving. Met algemene (24) stemmen wordt de heer G. Stam benoemd tot lid van het bestuur van de „Stichting voor Huisvesting van Bejaarden te Soest", alsmede tot lid van de adviescommissie als bedoeld in artikel 7a van de gemeenschappelijke regeling sociale werkverbanden voor Amersfoort en omgeving. De heer STAM verklaart desgevraagd deze benoeming te aanvaarden. De VOORZITTER dankt de heren Storimans en Van Vloten voor de verrichte werkzaamheden. 214 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet en het verstrekken van een opdracht voor het maken van voorlopige ontwerpen voor een kunstwerk nabij de spoorlijn Den Dolder-Baarn en de Kerkstraat, .waarbij de weg onder deze spoorlijn en de Kerkstraat zal doorgaan. 215 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de aanleg van een voetpad langs een gedeelte van de zuidzijde van de Nieuweweg. 216 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor aanleg van hoofd- en afsluitleidingen door het gasbedrijf. 217 "Voorstel tot wijziging van de-Gemeenschappelijke Regeling Gasvoorziening Centraal Nederland. Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 218 Voorstel tot het weigeren van ontheffing als bedoeld in artikel 1 van de „Zoneverordening Hinderwet" ten behoeve van een groothandel in groenten, fruit en aardappelen annex inrichting tot het wassen en voor bereiden van groenten en het schrappen van aardappe len op/in het perceel Insingerstraat 68 te Soest. De heer VAN POPPELEN merkt op dat het hier een bedrijf betreft dat klein begonnen is aan de Insinger straat, dat zich zeer goed en snel heeft ontwikkeld en dat aan een ruime sortering bedrijven levert. De raadsleden hebben van de aanvrager, de heer G.L.W. de Groot, een brief gehad. In de eerste alinea daarvan staat: Uit de pers hebben wij moeten vernemen dat ons be drijf niet zou passen in het bestemmingsplan en dat er door het college van burgemeester en wethouders een voorstel aan de gemeenteraad zou worden gedaan tot weigering van de ontheffing als bedoeld in artikel 1 van de Zoneverordening Hinderwet. De heer De Groot ervaart het als een grief dat hij het voorstel van het college aan de raad uit de krant heeft moeten vernemen. Deze gang van zaken komt bij hem op een vreemde manier over. Spreker zou willen voor stellen, dat met betrekking tot voorstellen als het on derhavige in den vervolge aan de betrokkenen vroegtij dig wordt medegedeeld wat het college aan de raad zal voorstellen. Dan behoeven zij het niet uit de krant te vernemen en dan hebben zij ook de mogelijkheid om wanneer zij menen ten onrechte in het ongelijk te zijn gesteld, de raad vooraf te informeren. Hij zou graag vernemen dat het college in de toekomst inder daad aldus zal handelen. In de brief van de heer De Groot staat verder: Bij ves tiging van het bedrijf is vergunning verleend. Spreker zou graag weten wanneer en door wie die vergunning is verleend en wat voor een vergunning het is. Dit lijkt hem een essentieel punt ook ten aanzien van het door de raad te nemen besluit. Als er inder daad een vergunning is verleend, lijkt het voorstel van het college hem niet juist. Wanneer de gemeente geen vergunning heeft verleend, zou hij vooral willen beplei ten dat er voor de heer De Groot een alternatief ter rein wordt gezocht waarop diens bedrijf volop kan worden uitgeoefend. Hij meent dat men het hierover in de commissie grondbedrijf wel eens is geworden. Er komen van verschillende kanten nogal eens wat klachten over, dat er bij het bedrijf nogal wat vracht auto's geparkeerd staan, wat dan vooral als een voor spelende kinderen gevaarlijke situatie wordt aange merkt. Spreker meent dat ook dit een punt is waar door het wel eens moeilijk zou kunnen zijn om het bedrijf aan de Insingerstraat waar het uit zijn jasje is gegroeid, te handhaven. De heer DE GROOT zegt dat hij, hoewel met enige aarzeling, toch kan zeggen dat hij onder bepaalde voorwaarden wel met het voorstel van het college kan instemmen. Hij meent dat dit velen in de raad mis schien zal verwonderen, omdat hij toen het bedrijf in kwestie in eerdere jaren in de raad aan de orde was, meestal een standpunt heeft ingenomen lijnrecht te genover de mening van het college. Hij hoopt dat als hij met het voorstel meegaat, hij van het college een toezegging krijgt. Spreker is van mening dat het voor het bedrijf op de plaats waar het nu is gevestigd bijzonder moeilijk is. Het is een groothandel in aardappelen, groenten en fruit. Het werkt op een klein terrein en diverse voor zieningen zijn slecht of ontbreken geheel, zoals rio lering, parkeerruimte en dergelijke. Het bedrijf zou in feite veel meer kunnen uitgroeien als er ter plaatse expansiemogelijkheden zouden zijn. Met zijn verzoek om ontheffing als bedoeld in artikel 1 van de Zone verordening Hinderwet vraagt de heer De Groot als het ware: Mag ik daar blijven? Bij aanneming van het voorstel van het college is het antwoord van de raad: Nee. Dat is nog iets anders dan dat de raad zou zeg gen: U moet daar weg. Ogenschijnlijk komt het mis schien op hetzelfde neer, maar naar sprekers mening ligt er een belangrijke ruimte tussen het een en het ander en voor hem gaat het erom hoe deze ruimte, deze tijdsruimte wordt gebruikt. Hij zou ervoor willen pleiten, dat er van de zijde van het college stappen worden ondernomen om met de heer De Groot te gaan onderhandelen over een mogelijkheid van ver plaatsing van diens bedrijf naar een meer geschikt terrein, indien enigszins mogelijk binnen de gemeen te Soest, waardoor er voor het bedrijf betere moge lijkheden zijn en er voor de omgeving waarin het nu gevestigd is, minder hinder optreedt. Daar heeft niet alleen de bedrijfsvoerder, maar de hele gemeenschap profijt van. Als het college toezegt dat al het mogelij ke zal worden gedaan om het bedrijf op een behoor lijke wijze van zijn huidige vestigingsplaats weg te helpen, kan spreker met het voorstel van het college 143

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 144