wat men voor dit geld wil gaan doen en pas dan is hij eventueel bereid mee te werken aan de beschikbaar stelling van een krediet. De heer KORTE sluit zich aan bij de woorden van de heer Levinga. In dezen wordt de zaak omgedraaid. Men weet alleen welk bedrag er zal worden uitgege ven, maar men weet helemaal niet wat daarvoor zal worden verworven. De commissie die naar een kunst werk gaat zoeken, kan er ook zonder dit voorstel van uitgaan dat het ongeveer f. 36.000,- zal gaan kosten. Het is niet juist om bij voorbaat dit geld beschikbaar te stellen. Nu gaat het om kunstwerken, maar een andere keer kan het bijv. om auto's gaan. Voordat men geld beschikbaar stelt, moet men weten waar voor het bestemd is. De heer OLDENBOOM vindt het altijd moeilijk om over de merites van een kunstwerk te oordelen, maar meent dat de raad dit toch niet kan delegeren, want waarom zou een ander het beter kunnen beoordelen dan de raad? Met vorige sprekers is hij het wel eens dat men op een verkeerde weg zou zijn als men blan co kredieten ging voteren. Daarom wil hij graag ver nemen om welke reden het college dit voorstel doet. Het is goed koopmansgebruik om eerst te kijken wat aan de verlangens voldoet en om vervolgens over de prijs te gaan praten. De heer JOOSTEN kan zich volledig achter het voor stel scharen en is erg verheugd dat dit voorstel de raad heeft bereikt. In een eerdere raadsvergadering is naar aanleiding van een ingekomen stuk uitvoerig gediscus sieerd over het al of niet plaatsen van kunstwerken in de woonwijken. Spreker heeft toen van de kant van de heer De Groot niet de bezwaren vernomen die deze thans naar voren heeft gebracht. Hij kan zich best voorstellen dat de heer De Groot er geen groot voor stander van is om geld te besteden aan de aankoop van kunstwerken, maar wanneer de heer De Groot beweert dat er in plantsoenen of aan de openbare weg aanstootgevende en weerzinwekkende beelden staan, zou spreker het zeer op prijs stellen indien de heer De Groot daarvan één voorbeeld zou kunnen noemen. De heer DE GROOT: Niet in de gemeente Soest! De heer JOOSTEN: Neen, maar waar dan wel? Als men een dergelijke opmerking maakt, moet die op iets gebaseerd zijn. Graag zou ik van de heer De Groot een voorbeeld van een weerzinwekkend beeld horen, waar dat dan ook mag staan. Mevrouw KORTHUIS-ELION was niet van plan hier over het woord te voeren, maar door alle sombere geluiden die tot nu toe zijn gehoord, wordt zij daar toe gewoon uitgelokt. Zij is erg blij met dit voorstel om voor een bepaalde wijk financiè'le ruimte te scheppen om ook iets aan kunstzinnige verfraaiing te doen. Men is hier steeds met allerlei prozai'sche zaken bezig, zaken die overigens zeer noodzakelijk zijn, maar daarom is het juist zo fijn als er ook eens wat geld is om iets naar voren te brengen dat plezierig is voor het oog en dat ook een geestelijke waarde heeft. Een blanco krediet verstrekken, houdt dit voorstel haars inziens niet in, al lijkt het haar goed dat de raad, conform het voorstel van de financiële commissie, zich zijn stem voorbehoudt met betrekking tot het geen uiteindelijk zal worden uitgezocht. Men moet echter een norm aangeven, zodat bekeken kan wor den welke mogelijkheden aanwezig zijn om aan kunst zinnige verfraaiing te doen. Men kan een wijk op zeer verschillende wijze verfraaien, maar wil men er über haupt aan denken, dan zal men eerst moeten weten welke ruimte men heeft. Spreekster wil haar stem graag aan dit voorstel geven, waarbij zij het voorbe houd dat de financiële commissie maakt, onder schrijft, maar wel onder die voorwaarde dat, als er voorstellen komen, daarover niet maandenlang zal worden geredetwist. Men zal dan inderdaad een beslis sing moeten nemen en dit niet bijzonder lang moeten uitstellen, want dat zou jammer zijn. De heer VAN POPPELEN: Hebben wij dat dan wel eens gedaan? De heer HOEKSTRA vergaat het net als mevrouw Korthuis, want ook hij wil er nu graag iets over zeg gen. Hij heeft als enig raadslid het genoegen zitting te hebben in de subcommissie aankoop kunstwerken. Voor het op hun merites bekijken van kunstwerken heeft de culturele commissie een subcommissie inge steld, waarvan de leden inderdaad in staat zijn - spre ker sluit zich zelf uit - dit te doen. Ten aanzien van wat de heer De Groot bedoelt, meent spreker dat men het ene kan doen en het andere niet nalaten. Hij is het volkomen met de heer De Groot eens dat men een nieuwe wijk niet alleen moet vol zetten met kunstwerken, dus zonder bomen, plantsoenen en der gelijke. In deze tijd is men echter algemeen van me ning dat het met betrekking tot de verfraaiing van een wijk ook heel goed mogelijk is er een kunstwerk in te plaatsen. Met betrekking tot het beschikbaar stellen van dit krediet kan spreker de financiële commissie zeker volgen. De commissie voor culturele zaken en dus ook de subcommissie moeten weten aan welk bedrag zij gehouden zijn. Als gezegd wordt dat voor de betrok ken wijk mag worden uitgezien naar iets van f. 36.000,- en dat de raad, als een desbetreffend voor stel zal worden ingediend, alsdan het krediet zal vo teren, is dat spreker best. De commissie moet echter een bepaald bedrag aanhouden, want er is op deze markt van alles te koop. De heer VAN POPPELEN meent dat degenen die tot nu toe het woord hebben gevoerd het allen met elkaar eens zijn. Hij begrijpt dan ook niet waarom hierover zo lang moet worden gesproken. Het gaat er om dat men als raad zal weten wat er met die f. 36.000,- zal worden gedaan. Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT beluistert inderdaad dat de raad akkoord gaat met dit voorstel. Alleen wil men zich nog zijn stem voor behouden ten aanzien van hetgeen voor het genoem de bedrag zal worden aangekocht. Zij meent dat dit wel mogelijk is. Wethouder EBBERS merkt op dat dit voorstel in fei te een uitvloeisel is van een eerder gedane toezegging van het college, nl. dat van geval tot geval zou wor den bekeken of er mogelijkheden zouden zijn, zulks naar aanleiding van een verzoek of een vaste regeling kon worden getroffen. In dit geval bleek er voor de wijk Klaarwater een mogelijkheid te zijn, die niet ge- ent was op een vaste percentageregeling, maar die toch neerkwam op 3%ovan de totale kosten van het plan Klaarwater. In de financiè'le commissie is hier over vrij uitvoerig gesproken, waarbij spreker kon stellen dat het bedrag als zodanig een soort van gege ven is voor de culturele commissie en dat het nog he lemaal niet zeker is dat dit bedrag ook geheel zal worden uitgegeven. Dat zal afhankelijk zijn van de keuze die aan de raad zal worden voorgelegd. Spre- 151

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 152