derwijs is de fractie diep onder de indruk van de medede
ling aan het eind van het antwoord op vraag 37 van de af
delingsbehandeling, nl. dat dit bij uitstek een taak van des
kundigen is.
Ook het antwoord op vraag 99 inzake het partieel onder
wijs is weinig verhelderend. Het luidde: „Met het vormings
onderwijs aan partieel leerplichtigen heeft de gemeente
geen bemoeienis. De gemeente oefent slechts het toezicht
op de naleving van de leerplichtwet uit."
Naar dit laatste was nota bene juist gevraagd. Er was door
de gemeente op dit gebied een enquete ingesteld. Zijn er
cijfers omtrent de respons daarop bekend? Kan er overi
gens werkelijk geen aandacht door de gemeentelijke over
heid worden gegeven aan de aanspraak van de werkende jon
geren op vormingsonderwijs, dus buiten het reeds genoemde
toezicht op de naleving van de wettelijke leerplicht?
Het zesde en laatste onderwerp betreft het milieu, waarover
spreker de volgende opmerkingen wil maken.
1. Zijn fractie is tegen de in het antwoord op vraag 9 voor
gestelde hervatting van de bespuitingen van wegverhar
dingen met onkruidbestrijdingsmiddelen. Zij komt hier
op woensdag nader terug.
2. De fractie is verontrust over de vervuiling van de Eem
door landbouwvergiften en giermest, die er via de sloten
bij de A.P. Hilhorstweg op geloosd worden. Hoe kan
hiertegen streng worden opgetreden?
Kan dat aan de hand van de A.P.V. of aan de hand van
de wet verontreiniging oppervlaktewateren? Genoemde
vervuiling valt uiteraard te meer op nu de nieuwe riool-
waterzuiveringsinstallatie in dienst is gesteld.
De heer VAN POPPELEN: Waar is dat gebeurd? Als u dat
concreet zegt, kan het worden nagegaan. Loze kreten hel
pen niets.
De heer JONKER antwoordt dat zijn fractie hierop woens
dag nader terugkomt. Men houdt zich vanavond met de
grote lijnen bezig.
Het in de eerste wijziging van de begroting onder punt 3 ge
dane voorstel om in 1974 het voor milieuverbetering uitge
trokken bedrag te handhaven, ondanks het niet doorgaan
van de geplande landelijke actie, heeft de warme instem
ming van sprekers fractie. Zij is ten slotte verheugd met de
uit het antwoord op vraag 96 blijkende goede wil van het
college om ook in de oude wijken het aantal speelplaatsen
uit te breiden.
De heer DE GROOT constateert dat, in tegenstelling tot
eerdere duidelijke afspraken, enkele fractieleiders enkele
dagen geleden hebben laten weten dat zij na afloop van de
ze vergadering toch hun op schrift gestelde algemene be
schouwingen aan de pers zouden verstrekken. Ten einde
ongelijkheid en ongelijkvormigheid in de verslaggeving zo
veel mogelijk tegen te gaan, zag spreker zich genoodzaakt
zijn beschouwingen te elfder ure eveneens op schrift te
stellen. Omdat hij per se zelfs de indruk wil vermijden dat
hij hier een demonstratie van spreekvaardigheid zou willen
geven, zal hij thans niet, zoals het vorig jaar, voor de vuist
weg spreken, maar krijgt men deze keer ook van hem een
leesverhaal.
Voor de achtste en hoogstwaarschijnlijk laatste maal zal
ook spreker zijn uiteraard bescheiden bijdrage tot de behan
deling van de gemeentebegroting leveren. Allereerst richt
hij een woord van dank aan allen - en dat zijn er heel wat -
die door hun inspanning hebben bijgedragen aan het tot
stand komen van deze begroting, en inzonderheid aan het
college voor het tijdig aan de raad aanbieden van deze ont-
werp-begroting. Met opzet legt hij de nadruk op het woord
„ontwerp"; op het waarom daarvan hoopt hij straks nog
nader terug te komen.
Een speciaal woord van waardering geldt de voorlichtings
ambtenaar, die er in is geslaagd in „Op 't Hoogt" een een
voudige en duidelijke uiteenzetting te geven over de zin en
de bedoeling van de gemeentebegroting, zodat het hoe en
het waarom daarvan voor het publiek heel duidelijk zijn
geworden.
Alvorens op de feitelijke begroting, d.w.z. op de geraamde
inkomsten en de voorgestelde besteding daarvan, in te
gaan, wil spreker enkele beleidszaken onder de aandacht
van het college brengen. Het grootste probleem in deze ge
meente dat hem bezig houdt, is het feit dat, hoewel in de
afgelopen jaren in deze gemeente een groot aantal woningen
is gebouwd, toch niet in de allerergste woningnood is kun
nen worden voorzien, zulks eenvoudig doordat voor zo heel
velen de nieuwbouw te duur is. Het zoeken naar middelen
om dit schrijnende probleem zo veel mogelijk op te lossen,
dient zijns inziens in de eerste plaats de aandacht van het
college te hebben.
De verkoop van gemeentelijke premiewoningen en het be
steden van de daardoor vrijkomende gelden aan de sociale
woningbouw, kunnen op wat langere termijn enig soelaas
bieden. In de raadsvergadering van november is uitvoerig
beraadslaagd over de mogelijkheid en de wenselijkheid
van het behoud van althans het overgrote deel van de wo
ningen aan de Molenstraat. Ook spreker is van mening dat
daartoe alle aanleiding bestaat. De geïnteresseerde luiste
raar moet echter wel hebben gedacht: Beter ten halve ge
keerd dan ten hele gedwaald, of: Hoe kon de gemeenteraad
in de zestiger jaren toch zo dom zijn om deze woningen
gewoon weg te bestemmen? Toch meent spreker dat de
raad die in de zestiger jaren fungeerde, hierdoor bepaald
onrecht wordt aangedaan. Wat toch was het geval? Om
streeks het midden van de jaren zestig regende het bij di
verse instanties klachten met betrekking tot de slechte toe
stand van de woningen aan de Molenstraat. Allerlei gebre
ken werden opgesomd en breed uitgemeten, en de indruk
werd gewekt en gevestigd dat het gewoon onverantwoord
was om aan deze woningen nog goed geld te besteden. Het
gevolg was dat het ministerie in 1967 weigerde toestem
ming te geven de benodigde gelden aan de renovatie van
deze woningen te besteden. Onder deze omstandigheden
bleef de raad niet veel anders over dan deze woningen
maar weg te bestemmen. Nauwelijks echter was dit besluit
gevallen, of de klachten verstomden. Het bleek allemaal
erg mee te vallen; de huizen waren echt nog niet zo slecht.
Met een beetje goede wil en met wat geld was er nog best
iets van te maken. Het was toch zonde, zo werd gezegd,
om deze goedkope woningen zo maar te slopen. Dit kwam
doordat de nieuwbouw in Smitsveen veel duurder uitviel
dan aanvankelijk was gedacht. Het was voor de bewoners
van de Molenstraat niet aantrekkelijk, en voor velen zelfs
onmogelijk, de hoge huren in Smitsveen te gaan betalen.
De roep om het behoud van deze woningen werd dan ook
gaandeweg sterker. Het gevolg is nu dat de hogere instan
ties nu opeens wél toestemming tot renovatie geven.
In deze veranderde situatie dient men zich opnieuw te be
zinnen, niet in de zin van „beter ten halve gekeerd dan ten
hele gedwaald", maar in de zin van: „wanneer het getij
verloopt, moet men de bakens verzetten". Wat heeft het
college al gedaan of denkt het te gaan doen aan het verzet
ten van de bakens?
Bij de woningbouw worden overigens meer bakens verzet.
Met voldoening heeft spreker kennis genomen van de me
dedelingen in de aanbiedingsbrief op bladz. 18 dat op het
gebied van de woningbouw andere inzichten ontstaan.
Verreweg het grootste deel van de woningzoekenden ver
kiest de eengezinswoning boven de flatwoning. Men kan
171