zou moeten bewaren tot de behandeling van de hoofdstuk ken. Spreekster kan zich nl. niet voorstellen dat niet ook anderen nog iets over de bibliotheek zouden willen zeggen. De heer De Groot heeft gesproken over het bosbezit. Ook hierbij wil spreekster voorstellen dit onderwerp bij het des betreffende hoofdstuk te behandelen. Zij is het voor een groot deel eens met de heer De Groot en zij zou nu al na mens het college willen zeggen dat het instellen van een vaste raadscommissie voor het bosbezit het college aan spreekt. Burgemeester en wethouders willen hierover graag nog nadenken, maar op het eerste gezicht lijkt het, als het gaat om een bosbezit van 550 ha, nuttig en goed dat de raad zich daarmede meer gaat bemoeien dan op het ogen blik het geval is. Wethouder EBBERS stelt vast dat een groot aantal opmer kingen betrekking heeft op de investeringsnota 1971-1985. Zo is gezegd dat indertijd is gesteld dat deze nota regelma tig zou worden aangepast. Dat is juist. Het college heeft zich hierover ook zeker al beraden, maar gezien de wijzi ging in de gedachten met betrekking tot de groei van deze gemeente, hebben burgemeester en wethouders op dit mo ment nog geen concrete aanpassingen kunnen formuleren. Daarom hebben zij gezegd te menen dat men nu nog maar even met die investeringsnota moet blijven doorwerken. Er is toegezegd dat er in het voorjaar een nieuwe structuur schets zal verschijnen. Daarin zal een hoofdstuk opgeno men zijn aangaande het financiële aspect van die structuur schets, op grond waarvan een actualisering van de investe ringsnota zal kunnen plaatsvinden. Rekening houdend met de wijzigingen in de totale structuur van Soest, zal men een aantal knopen moeten doorhakken en zal men een aantal plannen opnieuw moeten bezien. Men zal de prioriteiten opnieuw moeten gaan afwegen. De heer Oldenboom sprak over de op pagina 14 vermelde 21% en over het prijspeil van 1971 ten opzichte van 1974. Toen het college in 1971 de proeve van een investeringsno ta opstelde, werd er bij het prijspeil van uitgegaan dat de gemeente groter zou worden. Men zou nu kunnen conclu deren dat men thans wellicht met kleinere bedragen zou kunnen uitkomen, maar spreker is er van overtuigd dat men deze gehele zaak opnieuw zal moeten bezien. Gesproken is over de toenemende discrepantie tussen rijksuitkeringen en kosten voor politie, onderwijs e.d. Hierover kan natuurlijk urenlang worden gesproken, maar spreker meent dat in dit verband voldoende is gezegd in de aanbiedingsnota. De situatie is nu eenmaal zoals daarin ge schetst en de kans op een verdere toename van die discre pantie zit er in. De heer De Groot veronderstelde dat het rijk de uitkeringen aan de gemeente nog zou gaan verlagen, gezien de huidige situatie. Spreker meent daarvan niet te moeten uitgaan, want anders zou men de gehele begroting wel op haar kop kunnen zetten. Een en ander betekent wel dat men de gehele situatie vrij voorzichtig moet benaderen. Na periodes van ongelimiteerde groei zal men thans zeker enige stappen terug moeten doen; spreker is dat wel met de heer De Groot eens. De oliecrisis die nu aan de gang is, speelt hierbij natuurlijk een rol, maar bij het opstellen van de begroting in augustus kon het college die niet voorzien. Die crisis zal zeker haar effect hebben. Spreker meent echter wel dat men aan de hand van deze begroting verder moet gaan werken; men kan moeilijk nu weer een andere begroting gaan opstellen. Met betrekking tot de belastingpolitiek heeft de heer Olden boom opgemerkt dat de stijgingen aanzienlijk zijn, terwijl de heer Van Ee zei dat het niet plezierig is de belastingen te moeten aanpassen. De heer De Groot ging zelfs zo ver dat hij de belastingen zou willen terugdraaien. Het college meent dat men, de belastingverhogingen in de afgelopen jaren overziende, eigenlijk daarmede erg zuinig is geweest. Vanaf 1967 is de totale belastingcapaciteit tot 1971 opge lopen van 4 ton onbenut naar f. 543.000,- onbenut, waar uit kan worden geconcludeerd dat men in het verleden zeer voorzichtig is geweest. Alleen in 1972 viel het iets te rug, omdat men toen gewoon gedwongen was de belastin gen te verhogen, alhoewel de onbenutte capaciteit toen toch nog op een half miljoen bleef. In 1973 zat men met het probleem van de dekking van het tekort. De verfijningsuitkering voor het ongewoon bevol kingsverloop viel wat terug en is dit jaar zelfs geheel wegge vallen. Dit had consequenties voor de belastingpolitiek. De gemeente moest toen vrij rigoureus de belastingen verhogen, mede doordat de belastingen in het verleden te weinig wa ren aangepast. Ondanks de laatste aanpassingen blijven de belastingen nog steeds onder de normen. Als spreker de stijging over 1974 bekijkt, is de ruimte weer groter gewor den. Het vorig jaar was de ruimte f. 225.000,- en nu is zij f. 250.000,-. Bekijkt hij de tariefstijgingen ten opzichte van 1973, dan constateert hij dat de straatbelasting onge veer met 8% is gestegen, wat ongeveer overeenkomt met de kostenstijging die men toch wel mag incalculeren. De norm van de minister steeg al met 7,4%. De reinigingsrech ten worden gehandhaafd op het peil van 1973. Het enige dat nu wat sterker stijgt dan in het jaar daarvoor - maar te dien opzichte heeft men in voorgaande jaren altijd wat achter gelopen - zijn de opcenten op de personele belasting, en wel 17%.LDe norm van dé minister was overigens 9%. Al met al meent spreker dat de gemeente met betrekking tot haar belastingpolitiek altijd voorzichtig is'geweest en nog steeds voorzichtig is. Hij is zich er van bewust dat de nu voorgestelde belastingverhogingen geen populaire maatre gelen zijn, maar meent dat men hieraan toch niet zal kun nen ontkomen. Ook in de komende jaren zal men deze be lastingen jaarlijks moeten bijstellen. Het blijkt nl. steeds weer dat de beschikbare ruimte wordt opgebruikt ten be hoeve van taken die de gemeente al uit te voeren heeft; er komen geen nieuwe taken bij, maar de bestaande taken vragen steeds meer geld, evenals de uitbreiding van die be staande taken. Men zal er dus niet onderuit kunnen om re gelmatig aanpassingen te plegen. De heer Van Ee heeft gevraagd of thans niet het gemeente lijk reinigingsrecht van f. 24,- zou moeten worden inge trokken. Officieel is dat misschien wel waar, maar spreker wijst in dit verband op de kwestie-Soesterberg, ten aanzien waarvan een tweetal maanden geleden door de raad een mo tie is aangenomen, gericht aan gedeputeerde staten, over het wel of niet terecht heffen van de milieubelasting. Wanneer zou blijken dat het ten onrechte zou zijn gebeurd, dan zou de gemeente die belasting althans voor Soesterberg moeten handhaven en misschien zelfs aanpassen. De heer Oldenboom vroeg waarom de zuivering met alle geweld door de provincie moest worden overgenomen. Spreker heeft al eens gezegd dat het college hoopte deze zaak in eigen be heer te kunnen houden. Het besluit tot overname is echter door provinciale staten genomen; dit is inmiddels al weer een jaar geleden. Aan deze uitspraak moet de gemeente zich conformeren. Spreker vindt dit niet plezierig, maar wil er wel op wijzen dat de gemeente ook tot een aanzienlijke ta riefverhoging had moeten overgaan indien zij de zuivering in eigen hand had gehouden, nl. van f. 24,- naar zo'n f. 50,-. Thans moet men f. 63,80 betalen en dat is weliswaar meer. De heer Oldenboom vroeg of in het kader van de administra tieve reorganisatie de automatisering geen mogelijkheden bood, mede gelet op de schommelingen in de begroting. Na tuurlijk kan men als gemeente in dezen zelf iets gaan doen,

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 178