aanleiding van de ingediende bezwaren. Mocht het
zijn dat gedeputeerde staten zich zouden conforme
ren aan de opvatting dat deze provinciale verordening
niet in overeenstemming is met hetgeen in de wet op
de verontreiniging van het oppervlaktewater staat, dan
zou dit kunnen betekenen dat het bedrag van f. 24,--
zou moeten worden gehandhaafd of misschien nog
aangepast, want uit de cijfers kan men opmaken dat
de kosten nog lang niet worden gedekt. In ieder geval
zijn dit twee aparte zaken. De installatie in Soester-
berg is aan de krappe kant. Men heeft gesuggereerd
het ding wat te ontzien door een aantal kampemen
ten niet meer daarop aangesloten te laten, zodat er in
de capaciteit wat ruimte zou ontstaan, maar gezien
het feit dat er weer nieuwe aansluitingen bij komen of
bijgekomen zijn - met name de inrichting Sterrenberg
en het woonwagenkamp, terwijl Dumoulin en Ons Be
lang staan te springen -, zal de installatie toch te klein
blijken. Wanneer de persleiding aan de orde zal ko
men, is moeilijk te zeggen, want zij staat niet in het
zuiveringsplan, ook niet van de provincie. Spreker
weet niet hoe men dit verder zal moeten oplossen; ge
zien de uitbreiding van Soesterberg zal er wel het een
en ander moeten gebeuren.
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT kan
de heer Blaauw met betrekking tot het plantsoenen-
onderhoud adviseren de posten 6.29 en 6.41 aan de in
komstenzijde op te zoeken. De ene post vermeldt de
rente van de kapitaalstortingen voor plantsoenonder-
houd en de ander vermeldt de bijdragen van derden in
de kosten van plantsoenonderhoud.
De heer BLAAUW: Zit elk complex er nu in?
Wethouder mevrouw WALTER-VAN DER TOGT: Ja,
gespecificeerd.
De heer JOOSTEN merkt naar aanleiding van de uit
spraak van de heer Oldenboom dat men zich bij milieu
problemen genuanceerd moet uitlaten, op* dat zijn frac
tie een en ander toch voldoende genuanceerd naar
voren heeft gebracht. Hij heeft gezegd zich niet te wil
len keren tegen een agrariër of tegen de agrariërs, want
een ieder is schuldig aan bepaalde ontwikkelingen.
Spreker richt dus geen verwijt aan de agrariërs, maar
hij is bezorgd door het probleem op zich. Hij dringt
aan op het zoeken naar een oplossing van dat pro
bleem.
De opmerkingen van de heer De Groot betreffende
de boomgaarden zijn juist. Het gaat inderdaad om
koeien die geweid zijn op voormalige boomgaarden.
Niemand heeft voorzien dat dit nadelige gevolgen zou
hebben voor de kwaliteit van de melk. Men kan hier
over zijn schouders ophalen, maar spreker doet dat
niet. Zo lang hij nog in deze raad zitting heeft, zal hij
steeds dergelijke problemen aan de orde blijven stel
len. Hij wenst in dezen graag als een stoorzender te
werken.
De heer DETMAR deelt mede dat wethouder Walter
hem toch niet heeft kunnen overtuigen van de nood
zaak om post 6.54 te handhaven. Hij heeft er begrip
voor dat vele gemeenten vinden dat dit een zaak voor
de rijksoverheid is, want die mening is hij ook toege
daan. Men heeft nu de gelegenheid om wat te bezuini
gen. Als men dit niet doet, wil spreker graag geacht
worden tegen deze post te hebben gestemd. Het is
echt niet nodig de drukkerij aan extra werk te helpen
door boekjes te gaan uitgeven. Op de televisie en
voor de radio wordt ook al elk ogenblik aandacht aan
de milieuproblematiek besteed. Hij vindt deze post
dan ook zonde van het geld.
De heer SMIT kan zich de gedachtengang van de heer
Detmar wel voorstellen. Toch meent hij dat, indien
het landelijk niet kan, plaatselijk iets kan worden on
dernomen om het milieubesef te bevorderen. Hij neemt
aan dat de raad hierover te zijner tijd nog wel nadere
voorstellen zullen bereiken.
Mevrouw Walter heeft voor de vuist weg wat zaken ge
noemd die hierbij te pas zouden kunnen komen,
waaronder stickers. Wanneer men echter iets aan het
milieu wil gaan doen, moet men niet beginnen met
stickers. Men heeft nl. onlangs in alle kranten kunnen
lezen dat met name bij de rijkspolitie gezocht wordt
naar een ander materiaal voor valhelmen, omdat door
stickers een chemische reactie optreedt, die zelfs tot
levensgevaarlijke situaties aanleiding kan geven.
De VOORZITTER meent dat er ten aanzien van de
post waarmee de heer Detmar het zo moeilijk heeft
wel voorbeelden zijn te noemen van gemeenten waar
bijv. met de schooljeugd leuke dingen op milieugebied
zijn gedaan. Daarvan blijft toch altijd wel iets hangen.
Als men met een aantal schoolkinderen een dag de bos
sen intrekt om papier te prikken, zal dat niet tot ge
volg hebben dat die kinderen nooit meer een papiertje
zullen weggooien, maar toch zal er wel iets van blij
ven hangen. Van gerichte acties kan dus bepaald wel
een opvoedende waarde uitgaan.
De heer HOEKSTRA brengt in dit verband naar vo
ren dat een drietal klassen van zijn school het vorig
jaar een milieuweek heeft gehad. Wie dat heeft be
taald, weet hij niet, maar de gemeentereiniging is
met wagens bij de school gekomen, terwijl de kinde
ren zijn meegeweest om te kijken waar het vuil bleef.
Zij hebben eerst zakken vol papier uit het bos ge
haald en dat vervolgens gesorteerd op het schoolplein.
Spreker kan zich nu voorstellen dat de post 6.54 voor
iets dergelijks bijzonder goed zou kunnen worden be
steed.
De heer OLDENBOOM acht een sprekend voorbeeld
van een geslaagde milieu-actie de open dag van het
rioolwaterzuiveringsbedrijf. Daar zijn meer dan 600
mensen geweest en er is dringend verzocht in het voor
jaar een tweede open dag te houden.
De VOORZITTER hoopt dat de heer Detmar op
grond hiervan diens voorstel deze post te laten verval
len nog eens zal overwegen.
De heer DETMAR constateert dat hetgeen men in
voorgaande jaren op dit gebied heeft gedaan, kennelijk
op grond van andere posten kon worden betaald. Het
is dus niet nodig die posten met nog een andere uit te
breiden. Hij blijft er dan ook tegen.
236d De VOORZITTER stelt hierop aan de orde het voor
stel onder nr. 4 tot het opnieuw vaststellen van de ver
ordening reinigingsrechten.
De heer HOEKSTRA wijst er op dat in artikel 3,
punt 7, het woordje „dat" in de tweede regel moet
worden vervangen door: „dan".
De VOORZITTER: Akkoord.
Het aldus gewijzigde voorstel wordt zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde de
voorstellen onder nr. 4a tot verhoging van de rioolbe
lasting en nr. 4b tot verhoging van de straatbelasting.
De heer DE GROOT kan als consequentie van zijn al
gemene beschouwingen mededelen dat hij onoverko
melijke bezwaren heeft tegen deze voorstellen. Hij
kan zijn stem hieraan niet geven en verzoekt om hoof
delijke stemming.
212