ren en zich iets te weinig met de feiten heeft bezigge
houden. Dat valt te betreuren.
Het percentage bejaarden bedroeg in Soest voor de
oorlog 12, terwijl het landelijk percentage op dat mo
ment 8,5 bedroeg. Het Soester percentage bejaarden
bedraagt op het ogenblik ongeveer 9 en het landelijk
percentage 10.De cijfers fluctueren nogal. Het lande
lijke percentage gaat geleidelijk wat omhoog. Het is
helemaal geen nare zaak dat de gemeente Soest daar
van ook haar deel krijgt.
Zoals reeds gezegd dienen de bejaarden niet als een
apart soort mensen te worden beschouwd. Menige be
jaarde neemt nog volledig deel aan het maatschappe
lijke leven en zet zich nog volledig in voor de gemeen
schap. Dat valt alleen maar toe te juichen, want daar
door blijven de bejaarden geïntegreerd in de gemeen
schap.
Stel dat de Soester ingezetenen uit het begin van de
twintiger jaren (toen er ook nog geen Braamhage was)
zich bij voortduring hadden ingespannen om alle plan
nen te torpederen met o.a. argumenten als „er moet
uitzicht blijven". Dan waren Braamhage en Hoog
Soestdijk niet verrezen en had 70% van de huidige ge
meenteraadsleden niet in Soest gewoond. Deze kei
harde realiteit dient men onder ogen te zien. In dit
verband rijst de vraag of het behoorlijk en fatsoen
lijk is om te veronderstellen dat hetgeen er thans is,
heilig is en dat hetgeen komt, verfoeilijk is en daar
om moet worden afgewezen, op welke irreële grond
dan ook.
De VOORZITTER zegt dat eerder overleg plegen
bijzonder moeilijk gaat. Er is een bestemmingsplan.
Ingevolge dat plan mag op het betrokken terrein een
flatgebouw worden gezet. Tegen de tijd dat met de
bouw kan worden begonnen komt de stichting tot de
conclusie, dat zij de voorkeur geeft aan een iets ander
bouwplan. Dat nieuwe bouwplan is bekeken door alle
gemeentelijke instanties. Het nieuwe plan wijkt wat
hoogte en situering betreft iets af van het bepaalde in
het bestemmingsplan. Het wordt gedurende veertien
dagen ter inzage gelegd. De ter inzagelegging wordt in
de pers gepubliceerd, terwijl de direct omwonenden
een extra aanschrijving krijgen. Daarna wordt het
bouwplan, met alle ingebrachte bezwaren en opmerkin
gen van het college van burgemeester en wethouders
over deze bezwaren, doorgezonden naar gedeputeerde
staten. Dezen winnen hun adidezen in. Wanneer de
verklaring van geen bezwaar door gedeputeerde sta
ten wordt verleend, menen burgemeester en wethou
ders de bouwvergunning te kunnen afgeven.
Een andere procedure is niet mogelijk. Men kan toch
moeilijk met allerlei omwonenden een bouwplan in
elkaar gaan timmeren, want het maken van zo'n plan
is vakwerk. Het privilege van de eigenaar die iets wil
gaan bouwen is, dat hij zelf het ontwerp mag maken.
Wanneer dat ontwerp overeenkomt met de door de
gemeente gestelde eisen, is het niet nodig om met de
omwonenden dat plan te bespreken. Het gevoel be
staat dat een dergelijke werkwijze in de praktijk niet
zal werken.
Er is geen beroep mogelijk op een artikel 19-procedu-
re. Wanneer de aanvraag naar gedeputeerde staten is
gezonden, moeten burgemeester en wethouders wach
ten op het al dan niet afgeven van de verklaring van
geen bezwaar door het provinciaal bestuur. Daarna is
het gelukkig afgelopen. Spreekster herinnert eraan in
haar nieuwjaarsrede te hebben gewezen op het mis
bruik dat door de burger wordt gemaakt van de mo
gelijkheid tot het indienen van bezwaarschriften.
Een en ander geeft tot bijzonder veel ellende aanlei
ding. Een heleboel woningzoekenden worden gedu
peerd.
De heer JONKER zegt dat niet is geantwoord op zijn
vraag wanneer volgens de huidige planning de aan
vraag naar gedeputeerde staten in zee zal gaan.
De VOORZITTER: De aanvraag en de bezwaren zijn
door het college behandeld. De zaak is helemaal
klaar. Wanneer de stukken nog niet weg zijn, zullen
zij een dezer dagen worden verstuurd.
De heer JONKER gelooft niet dat het zin heeft om
uitvoerig in te gaan op hetgeen is gezegd, omdat
De heer VAN POPPELEN: Dat geloof ik ook niet!
De heer JONKER: men ook nauwelijks is inge
gaan op hetgeen hij heeft gezegd.
Men is voornamelijk ingegaan op de bezwaren van
de bewoners, terwijl hij een viertal punten pro en een
vijftal punten tegen
Wethouder DE HAAN: Is dit geen eigengereidheid,
mijnheer Jonker?
De heer JONKER: het plan heeft genoemd.
Slechts een van de vijf punten heeft betrekking op de
bewoners. Hij heeft geprobeerd de zaak in een wat
objectiever vlak te trekken, maar kennelijk vindt men
dat een eenmaal op grond van toenmalige uitgangspun
ten vastgesteld beleid unverfroren moet worden uitge
voerd en dat men onderweg niet meer moet nadenken
of men op de goede weg is. Dat valt te betreuren.
De VOORZITTER: De rechtszekerheid van burgers
eist dat men ervan op aan kan dat niet wordt terugge
komen op eenmaal genomen beslissingen, Er is sprake
van een door de gemeenteraad vastgesteld bestem
mingsplan, dat door de hogere instanties is goedge
keurd. Wanneer wij niet zouden kunnen vasthouden
aan een vastgesteld bestemmingsplan, zou ik niet meer
weten wat wij wel kunnen doen.
De heer PIEREN: Wanneer wij het, door de fractie
van D'66, voorgestane beleid zouden overnemen, zijn
wij nergens meer.
Gelet op hetgeen vanavond door de heer Jonker naar
voren is gebracht, kan ik mij levendig voorstellen, dat
D'66 bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Ka
mer is gehalveerd, een naamswijziging heeft aange
bracht en nu D'33 heet. Dan zitten wij in het jaar
1933. Dan kunnen wij nu bestemmingsplannen gaan
afkeuren uit het jaar 1933.
De VOORZITTER: De heer Jonker heeft het woord
weer,
De heer JONKER: Dank u zeer, mevrouw de voorzit
ter, voor uw redelijke opmerking
Voortgaande zegt spreker dat ook in zijn in eerste in
stantie gehouden betoog de redelijke opmerking voor
komt, dat het wegens de N.C.H B. onfatsoenlijk is om
op de zaak terug te komen. Wanneer dat toch gebeurt,
zal de N.C.H.B. een schadeloosstelling moeten ontvan
gen. Hij heeft het punt van de rechtszekerheid dan
ook wel degelijk aangeroerd bij de argumenten. Men
kan hem dan ook niet het verwijt maken dat hij dit
punt over het hoofd heeft gezien
Hij meent dat het beter is om maar niet in te gaan op
hetgeen de heer Pieren heeft gezegd.
In verband met het betoog van de heer De Haan zij
opgemerkt, dat ei een moment komt waarop men