houderij, die de commissie als niet-grondgebonden wenst te omschrijven. Spreker acht het niet juist een van deze beide benen van het agrarische bedrijf te am puteren, teneinde daarmede eventuele schade of hinder voor de omgeving al bij voorbaat te voorkomen. Naar zijn mening zou er een totaal andere interpretatie moe ten worden gegeven van het begrip „grondgebonden bedrijfsvoering". Het is naar zijn mening heel duide lijk de bedoeling van deze bepaling, dat in een randge bied worden geweerd bedrijven met grote aantallen vee en vrijwel geen grond, veehouderijbedrijven die ty pisch het karakter van verdelingsbedrijf hebben en dus een min of meer industrieel karakter dragen en in de praktijk dikwijls ook verlengstukken zijn van indus trieën, veevoederindustrieën of exportslachterijen etc. Maar het normale agrarische bedrijf zoals men dat ook in de gemeente Soest kent, behoort naast de rundvee houderij ook een andere vorm van veehouderij te kun nen uitoefenen; dat is een levensvoorwaarde voor zo'n bedrijf. Door het zo stringent en ook normloos uitoe fenen van de meerbedoelde bepalingen wordt het uit oefenen van het agrarische bedrijf in het randgebied onmogelijk, wat zeker niet de bedoeling geweest kan zijn van het opstellen van deze bepalingen. Daarom meent spreker er bij de raad op te moeten aandringen geen beslissing te nemen op het onderhavige voorstel, maar dit voorstel aan te houden, hierover ook het ad vies van de agrarische commissie te vragen en de zaak dan eventueel in een volgende raadsvergadering opnieuw te behandelen. Hij wijst er hierbij op, dat er eerder op de avond op voorstel van de voorzitter een ander agen dapunt is aangehouden dat ongeveer in het verlengde van de onderhavige zaak ligt. Is hij goed gei'nformeerd, dan is dat ook gebeurd omdat nog wordt gezocht naar normen voor het bepalen van het beleid in dezen. Hij meent dat met betrekking tot het onderhavige voorstel naar dezelfde normen wordt gezocht. Die normen zijn er niet. Want welk lid van de commissie voor de beroep schriften, van de raad of van het college kan nu precies zeggen wat wel en wat niet grondgebonden is? Daar zijn eenvoudig geen normen over bekend, aldus spreker, althans ons zijn ze niet bekend. De heer VAN POPPELEN merkt op dat de onderhavi ge zaak een paar maanden geleden ook in een raadsver gadering aan de orde is geweest en dat naar hij meent toen drie raadsleden hebben gestemd tegen het voor stel tot weigering van de ontheffing als bedoeld in arti kel 1 van de Zoneverordening Hinderwet. In die verga dering heeft spreker gesteld dat hij het altijd een on juistheid heeft gevonden, dat een aantal bedrijven, waaronder de bedrijven langs de Wieksloterweg, volgens een bepaling van 1963 in een soort van buitengebied zijn terechtgekomen. In 1963 waren er weinig bestem mingsplannen als het bestemmingsplan dat geldt voor het buitengebied van Soest en hij meent dat er ook nu nog niet zo gek veel van dergelijke plannen zijn. Hij heeft eerder een desbetreffende uitspraak van de raad uitgelokt met betrekking tot een door de heer Buiten huis aangevraagde vergunning. Die vergunning is toen geweigerd op dezelfde gronden als die welke men nu in het voorstel van de commissie voor de beroepschrif ten aantreft. Twee maanden geleden heeft spreker gevraagd of het college zou willen overwegen alsnog te bekijken of het buitengebied niet kan worden opgenomen in het be stemmingsplan Landelijk gebied gemeente Soest, dat toch nog aan de raad moet worden aangeboden. Wan neer dit gebied in dit plan zou worden opgenomen, dan zouden de bezwaren van de heren Buitenhuis en Van Duinkerken en vele anderen grotendeels of nagenoeg geheel komen te vervallen. Het gebied zoals het er ligt bij de heer Van Duinkerken kan er misschien nog wel toen of twintig jaar blijven liggen en wellicht komt er niets van terecht als er geen gelden beschikbaar komen. De heer Van Duinkerken is een jonge boer, die nog vele jaren zou kunnen boeren. Als het niet mogelijk is om het randgebied in het be stemmingsplan op te nemen, zou aan deze jonge boer dan niet een tijdelijke vergunning kunnen worden ver leend die het mogelijk maakt, dat hij een bepaald pre fab-gebouw neerzet en waarin wordt bepaald, dat als dat gebouw over tien jaar weg moet, het alsdan gewoon afgebroken wordt? Mocht ook dit niet kunnen en de vergunning niet worden verstrekt, dan lijkt het spreker goed, dat wordt overwogen of het bedrijf van de heer Van Duinkerken uitgekocht kan worden, zodat de heer Van Duinkerken weet waaraan hij toe is. De heer PIEREN merkt op dat de commissie voor de beroepschriften het heel moeilijk heeft gehad met de onderhavige zaak. Tijdens de hearing heeft de betrok ken persoon de opmerking gemaakt, dat het boerenbe drijf in Soest eigenlijk onmogelijk wordt gemaakt en dat dat als het ware met een langzaam werkend gif ge beurt. De commissie heeft zich na afloop van de hearing hierover zeer uitvoerig beraden. Vervolgens heeft zij, gelet op de voorschriften van het bestemmingsplan Lan delijk gebied gemeente Soest en op het grondgebonden agrarische bedrijf, gemeend het voorstel te moeten doen zoals het thans voorligt. Daarna is er in de commissie grondbedrijf en uitbreidingsplannen zeer uitvoerig ge sproken over vragen als: Wat is nu grondgebonden? Wat is precies een varkensmesterij? Houdt dat op bij hon derd varkens of houdt dat op bij driehonderd varkens? Er is toen dus gesproken over de normen waarop de heer De Groot zoeven heeft gedoeld. Spreker stelt de raad voor om de suggestie van de heer De Groot om de zaak aan te houden en de hele materie nog eens nader onder ogen te zien over te nemen. De VOORZITTER wijst er op dat het thans formeel gaat om een bouwvergunning die al dan niet geweigerd zal worden. In verband met het aanhouden van het on derhavige voorstel is ook verwezen naar het feit dat van avond een ander agendapunt, betreffende een voorstel tot het weigeren van de ontheffing als bedoeld in arti kel 1 van de Zoneverordening Hinderwet inzake het op richten, in werking brengen en in werking houden van een agrarisch bedrijf met varkensmesterij, is aangehou den. Men dient hierbij echter wel te bedenken, dat men het dan over twee verschillende dingen heeft. In het onderhavige geval moet er binnen een bepaalde termijn over het wel of niet verlenen van de aangevraagde bouw vergunning worden beslist. Deze termijn is zodanig, dat het mogelijk is dat de beslissing in augustus a.s. wordt genomen. Dit betekent dat er op korte termijn het een en ander moet gebeuren. Het was de bedoeling van het college om de zaak verder uit te diepen wat de ontheffing als bedoeld in artikel 1 van de Zoneverorde- ning Hinderwet betreft. Deze ontheffing wordt dik wijls geweigerd, omdat er niet van een grondgebonden bedrijf sprake is, terwijl dat wel het geval zou moeten zijn. In het onderhavige geval is er sprake van het bou wen van een schuur voor het mesten van varkens. Daar van zegt het college: Dit is geen goede zaak, want als we de bouwvergunning verlenen, wordt er een indus triële varkensmesterij gevestigd.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1973 | | pagina 99