dat graag wilde in verband met de grondruil die met dat ministerie heeft plaatsgevonden. Daarom is dit plan wat voortijdig - voordat het mogelijk was het plan Egghermonde iets te wijzigen - op tafel gekomen. Thans moet de gemeente dit plan terugnemen, juist omdat het plan Egghermonde nog niet is gewijzigd. Het is in wezen een puur formele zaak. Men kan de lijnen die de bebouwingsgrenzen aangeven immers niet in de lucht laten eindigen. Het college neemt nu het kopje van het aansluitende plan Egghermonde er bij en komt dan met dit plan in de raad terug. De heer VAN POPPELEN: Dat kost weer tijd. Wethouder mevrouw W ALTER-VAN DER TOGT vervolgt dat dit voor het ministerie van defensie geen aanleiding is geweest de zaak als gestagneerd te be schouwen. De gemeente kan de Buys Ballotlaan door trekken; wat dat betreft, zijn er dus geen problemen. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 114 Voorstel tot het vaststellen van een verordening subsi diëring godsdienstige en levensbeschouwelijke vorming. De heer DE GROOT wil bij voorbaat stellen dat hij zijn stem niet aan dit voorstel zal onthouden. Wel is hij er niet gelukkig mee. Met voldoening heeft hij gelezen dat de belangstelling voor deze soort van levensbe schouwelijke vorming betrekkelijk gering is. Op de ge houden enquete is slechts zeer matig gereageerd; scho len in Soesterberg hebben zelfs in het geheel niet ge reageerd. De aantallen leerlingen die voor deze levens beschouwelijke vorming worden opgegeven, zijn ook betrekkelijk gering, Op de Prins Willem-Alexander- school zijn het er 24, op de Margrietschool 16, op de Rinke Tolmanschool 23 en op de Ingenhofschool 21. Als spreker ziet dat in de ontwerp-verordening staat dat de les door ten minste 15 leerlingen moet worden bezocht, constateert hij dat deze aantallen slechts zeer weinig boven de 15 uitkomen. Hij wijst voorts op artikel 3 van de ontwerp-verordening, waar staat dat de vorming wordt gegeven „voorzover de ouders, voogden of verzorgers zulks schriftelijk verlangen." Hij hoopt dat het college, als de raad met dit voorstel akkoord gaat, er nauwlettend op zal toezien dat de verordening ook op dit punt nauwlettend wordt ge hanteerd. Hij is niet gelukkig met dit voorstel, maar hij moet toegeven dat men, indien een belangrijk aantal ouders voor hun kinderen humanistisch-levensbe- schouwelijke vorming naast of in plaats van gods dienstig onderwijs verlangt, als gemeenteraad niet het recht heeft te trachten dit te keren of daaraan finan ciële steun te onthouden. Wel hoopt hij dat heel wei nig ouders van deze mogelijkheid gebruik zullen maken, want uiteindelijk is de weg die door het humanistisch- levensbeschouwelijke onderwijs aan de kinderen wordt gewezen een doodlopende weg. Feitelijk zou aan het begin van die weg een waarschuwingsbord moeten staan, een bord dat „doodlopende weg" betekent. Liever zou spreker zien - hij wil er bij de ouders van schoolgaande kinderen in deze gemeente met klem op aandringen - dat de kinderen een andere, een betere weg zou worden gewezen, nl. de weg naar Jezus Chris tus, de Zoon van God, die gezegd heeft: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven." De heer VAN EE vindt het jammer dat de heer De Groot zo sterk een andere levensbeschouwing afwijst. Dit getuigt niet van christelijke verdraagzaamheid. De heer LEVINGA: Ik ben het niet vaak met de heer Van Ee eens, maar in dit geval kan ik zijn opmerking volledig onderstrepen. Mevrouw ORANJE-ENTINK vindt dat de grens van 15 leerlingen wat te hoog is gesteld. Zij vindt het erg jammer dat deze lessen door ten minste 15 leerlingen moeten worden gevolgd; zij zou er 10 van willen ma ken. De heer HOEKSTRA merkt op dat het geven van le vensbeschouwelijke vorming op de openbare school een wettelijk recht is. Het is niet zijn weg, maar zoals de heer De Groot al heeft gezegd, zit men hier als le den van de gemeenteraad. Spreker zal dus zijn stem niet aan dit voorstel onthouden, want als raad heeft men er voor te zorgen dat de mogelijkheid tot het ge ven van de in dit voorstel bedoelde vorming wordt geschapen. Over het les geven op zich wil spreker een vraag stel len. Er moeten ten minste 15 leerlingen zijn en artikel 6 bepaalt dat de tegemoetkoming per lesuur f. 400,- bedraagt, per jaar, en f. 1,— per aan de vor ming deelnemende leerling. Hoe ziet het college dit onderwijs nu? Is dit een soort van vakonderwijs? Het wordt apart gegeven. De VOORZITTER: En ook apart genoemd. Wethouder DIJKSTRA geeft te kennen dat de tot standkoming van deze verordening bijzonder traag is verlopen, omdat de vragende organisatie geruime tijd nodig heeft gehad om aan te tonen dat er belangstel ling voor dit vormingsonderwijs was en dat men over competente instructeurs beschikte, Het college was er aanvankelijk nauwelijks van overtuigd dat de belang stelling voldoende zou zijn. Het heeft toen zelf gesug gereerd dat men een enquete zou houden om aan te tonen dat de belangstelling voldoende is. Van de wens van mevrouw Oranje om het aantal van 15 leerlingen terug te brengen tot 10 ontgaat spreker de logica. Gesteld dat minder dan 15 leerlingen be langstelling voor de cursus hebben. Dan let toch niets de werkgroep voor humanistische vorming om toch de lessen te geven. Een zelfde situatie doet zich van tijd tot tijd voor met betrekking tot de katholieke en protestants-christelijke vorming die op openbare scho len wordt gegeven. Ook daar zijn niet altijd ten minste 15 leerlingen aanwezig. Voorts kan spreker de heer De Groot toezeggen dat het college nauwkeurig zal toezien op de toepassing van deze verordening. De ouders moeten inderdaad schriftelijk verklaren - maar dat geldt voor alle vor ming - dat zij met dit onderwijs aan hun kinderen ak koord gaan. Tot de heer Hoekstra kan spreker zeggen dat deze vor ming niet gelijk moet worden gesteld met vakonder wijs. De in artikel 6 genoemde bedragen worden over gemaakt aan het betrokken kerkgenootschap of aan de humanistische stichting waarvan deze vorming uit gaat. Het is dus bepaald geen beloning van een in structeur of een kerkelijke voorganger. Voor zichzelf sprekend, kan spreker de heren De Groot en Hoekstra zeggen dat hij op gelijke wijze als zij tegenover deze humanistische vorming staat. Hij vindt het stenen voor brood geven. De heer VAN EE: Ik vind het onjuist dat in deze raad op deze wijze over dergelijke zaken wordt gesproken. Dit raakt het onderwerp niet Ik wil niet dat u dit her haalt. Wethouder DIJKSTRA: Ik zal het zeker niet terug nemen. De heer VAN EE: Dan ga ik hier óók propaganda voe ren! 100

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 101