146
kend. Omdat het een nogal ingewikkelde zaak was,
zou een berekening hiervan bij de stukken worden ge
legd. Spreker heeft hierover echter niets aangetrof
fen. Wel vond hij in een brief van 12 februari 1974 van
de gemeente aan de N.C.H.B. een bereidverklaring om
in de kosten van rentederving een tegemoetkoming van
f. 230.000,- te verlenen. Het lijkt hem dat dit „be
houdens goedkeuring van de raad" is geweest, zodat
dit geen doorslaggevende overweging kan zijn. Boven
dien meent hij dat er volgens de berekening in de fi
nanciële commissie niet sprake is van een tegemoetko
ming in de kosten van rentederving, maar van een
volledige vergoeding van rentederving.
Wethouder EBBERS brengt in herinnering dat in de
vergadering van de financiële commissie niet het
exacte uitgangspunt voor de renteberekening kon
worden aangegeven. Hij heeft toen toegezegd dit op
papier te laten stellen. Vermoedelijk als gevolg van het
op vakantie gaan van de betrokken ambtenaar is er
echter een kleine communicatiestoornis ontstaan.
Toen hij dinsdagmiddag de stukken nakeek, ontdekte
hij tot zijn grote schrik dat de beloofde berekening er
niet bij was. Hij heeft verzocht die berekening alsnog
te maken en deze is toen, zij het aan de zeer late kant,
ter inzage gelegd.
In die berekening is uitgegaan van 8% rente per jaar,
halfjaarlijks te voldoen. De eerste stortingen van de
N.C.H.B. hebben reeds op 31 oktober 1969 plaatsge
vonden, zodat deze renteberekening loopt vanaf 1969.
In totaal gaat het om een half miljoen gulden en de
renteberekening komt uit op f. 228.016,35, afgerond
f. 230.000,-.
Overigens is naar aanleiding van vragen in de financiële
commissie nader contact met de N.C.H.B. opgeno
men, terwijl de N.C.H.B. uit perspublicaties al was ge
bleken dat de raad enige moeite met deze zaak had.
Op 18 juni is er een brief van de N.C.H.B. ontvangen
en daarin zegt deze stichting dat zij wat het privaat
recht betreft met een en ander akkoord gaat. Dat
staat dus zwart op wit. De stichting behoort echter
tot de zogenaamde instellingen toegelaten volgens de
woningwet. Dat betekent dat zij kan verwachten dat
hogere instanties, met name het ministerie van
volkshuisvesting, zullen vragen hoe deze geweldige
schadepost is ontstaan. Te dien aanzien - dit is een
zaak van publiekrecht - wil de stichting zich bepaalde
rechten voorbehouden, en dat is iets waarmede spre
ker geheel kan instemmen.
De heer JONKER vindt dat de zaak nu wel wat dui
delijker is geworden. Indien hij de door de wethou
der genoemde berekening eens op zijn gemak mag be
kijken, kan hij thans wel met dit voorstel instemmen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Voorstel tot het aangaan van een overeenkomst tot
beëindiging van het erfpachtsrecht op een perceel
grond aan de Zoom 9a met mevrouw C.C. Saur-De
Bruijn.
De heer GERTH heeft dit pand bekeken en vindt het
een heel mooi huisje. Het advies is dit huisje, als het
in handen van de gemeente is gekomen, af te breken.
Dat zou hij zonde vinden, want het is een zeer goed
onderhouden woning.
De huidige bewoonster maakt zich ernstig zorgen over
de financiële afwikkeling. Zij is n.1. niet instaat om
zonder financiële middelen van de gemeente haar huis
in te richten. Aangezien nog niet bekend is wanneer
haar het haar toekomende geld zal kunnen worden
uitbetaald, luidt haar verzoek of zij van de gemeente
een voorschot zou kunnen krijgen.
Wethouder EBBERS zegt dat wel eens in een geval
als dit een voorschot is gegeven, omdat sommige men
sen met problemen zaten inzake het aanschaffen van
een nieuwe woning. Overigens kan men op grond van
deze overeenkomst altijd geld van een bank krijgen.
De VOORZITTER merkt op dat nog niet tot afbraak
van het pand is besloten. Wel is er de tendens om met
betrekking tot verafgelegen eigendommen te zeggen:
Zullen wij er maar niet helemaal bos van maken? In
dit geval moet dit echter nog nader worden bekeken.
De heer GERTH: Het zou zonde zijn dat huisje af te
breken, want er zijn genoeg mensen die er in willen.
De VOORZITTER: Dat is ons bekend.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
147 Voorstel tot het verstrekken van een krediet en het
aanvragen en aanvaarden van leningen en bijdragen
uit 's rijks kas voor de bouw door de gemeente van
100 woningwetwoningen in Overhees
De heer GRIFT heeft in Leiderdorp, waar de hier be
doelde woningen al staan, zo'n woning bekeken en hij
vindt het een goede woning. Het spreekt zijn fractie
wel aan dat de bouwtijd kort is en dat men nu over
wat grotere woningen zal kunnen gaan beschikken.
Wel wil hij vragen of er een enquete is gehouden on
der mensen die voor deze grote woningen in aanmer
king willen komen Aangezien de gezinssamenstel
ling steeds kleiner wordt, is spreker bang dat men
straks wellicht met te veel van deze grote woningen
komt te zitten.
Voorts wil spreker vragen of het mogelijk is de plaat
selijke doorstromingsregeling te verruimen, want de
rijksregeling is voor menigeen veel te krap.
De VOORZITTER deelt mede dat de financiële
commissie zich met het voorstel kan verenigen, mits
de keuze van de aannemer als voorlopig wordt be
schouwd en er over de inhoud van het bestek en om
trent de prijs overeenstemming wordt bereikt. Het
college gaat met deze bijvoeging van de commissie ak
koord, want dit is inderdaad zo de bedoeling
De heer KORTE vindt dat men met het noemen van
een aannemer erg voorzichtig moet zijn, omdat deze,
als dit voorstel is aangenomen, zal zeggen: Dit is be
sloten, ik heb een bestek ingeleverd en u gaat met mij
in zee. Als de gemeente daarvan terugkomt, gaat dat
geld kosten Het lijkt spreker daarom beter in het
voorstel helemaal geen aannemer te noemen.
Wethouder DE HAAN geeft te kennen dat uit de het
vorig jaar gehouden en binnenkort af te ronden en
quete blijkt dat er ruim meer dan 200 flatbewoners
zijn die een gezin van meer dan vier personen hebben
en die graag in een eengezinswoning met 4 of zelfs 5
slaapkamers willen gaan wonen. Verder zijn er vele
tientallen bewoners van eengezinswoningen met 3
slaapkamers, die daar vanwege de gezinssamenstelling
en studerende kinderen en dergelijke veel te krap zit
ten. Daarnaast is er nog een vrij groot aantal mensen
met medische problemen, die behoefte hebben aan meer
leefruimte; ook in dat verband zullen grotere woningen
alleen maar welkom zijn.
De vraag of de doorstromingsregeling niet zou moeten
worden verruimd, is al enige keren in het college be
sproken, vooral als men te maken kreeg met een geval
115