De VOORZITTER deelt mede dat dit punt van de agenda wordt afgevoerd. Deze zaak is wel in de com missie behandeld, maar er waren nog enkele vragen. Het college had de hoop dat die vragen nog vóór deze vergadering zouden zijn beantwoord, maar dit bleek niet het geval te zijn, zodat het thans voorstelt dit punt tot de vólgende vergadering aan te houden. De heer VAN EE brengt naar voren dat de heer Tette rode er interesse in heeft om met een bevriende rela tie een offerte uit te brengen. Spreker weet niet of de heer Tetterode die kans heeft gehad; indien dat niet het geval is en er wel zo'n kans bestaat, zou spreker die aan hem willen geven. De VOORZITTER: Wij hebben van deze opmerking kennis genomen. Het voorstel wordt van de agenda afgevoerd. 172 Voorstel tot het vaststellen van de „Beheersverorde- ning Algemene Begraafplaats Soest". Mevrouw ORANJE-ENTINK is enkele weken geleden naar de begraafplaats aan de Veldweg gegaan om te kijken welke bezoekuren daar op het bordje stonden vermeld, zulks in verband met artikel 7 van de Be- heersverordening, waarin wordt gezegd dat de begraaf plaats voor bezoekers op werkdagen geopend is van 09.00 tot 12.00 uur en van 13.30 tot 16.30 uur en op zondag en de daarmee gelijkgestelde dagen van 14.00 tot 17.00 uur. Er hing echter geen bordje. Spreeksters vraag is of in deze openingsuren een wijziging is geko men. Misschien vinden de mensen de beperking van de bezoekmogelijkheid op zondag onaangenaam,! of is die mogelijkheid altijd al beperkt geweest? De heer DETMAR wil eveneens informeren waarom de begraafplaats niet op zondagmorgen geopend zal zijn. Tot nu toe is dat steeds wel het geval geweest. Waarom moet dit worden veranderd? De heer JONKER memoreert dat het concept van de ze verordening enkele weken geleden in de financiële commissie aan de orde is geweest en dat de commissie er toen nogal wat op aan te merken had. Sindsdien heeft de verordening een schoonheidskuur ondergaan. De VOORZITTER: U bent nu met agendapunt 173 bezig. Ik vind het niet erg deze twee zaken gelijktijdig te behandelen, maar u spreekt nu over het financiële gedeelte. De heer JONKER doet het wat cru aan dat in de Be- heersverordening steeds over lijken wordt gesproken. Zou het niet beter zijn te spreken over „stoffelijke overschotten? Met de artikelen 11 en 12 heeft spreker enige moeite. Hij begrijpt dat historisch een indeling in bepaalde ca tegorieën is gegroeid - die thans gelukkig geen klas sen" meer heten maar nu deze begraafplaats is over gegaan naar de gemeente, lijkt het hem een goed mo ment zich af te vragen of een dusdanige differentiatie nog wel nodig is. Men zou dit wat meer moeten stan daardiseren, uiteraard met inachtneming van een over gangsregeling. Dit laatste vindt men eigenlijk ook al met betrekking tot de categorie A; graven in die cate gorie worden niet meer uitgegeven. Spreker ziet niet in waarom men nu nog de categorieën B, C, E en D moet hebben. Men zou toch kunnen zeggen dat er, rekening houdend met een behoefte aan enige diffe rentiatie, twee hoofdcategorieën zijn, nl. een voor in dividuele graven en een voor algemene graven, beide met een standaardtermijn van 25 of 30 jaar, en daar naast nog een mogelijkheid voor graven voor kinderen. Voor hetgeen dat uit het verleden stamt, zou men dan een overgangsregeling kunnen treffen, De zaak zou daardoor aanmerkelijk eenvoudiger worden en meer van deze tijd zijn. Er zouden geen wezenlijke belangen door worden geschaad. De heer OLDENBOOM heeft uit anderen hoofde eni ge ervaring met begraven en ziet niet in waarom men lijken stoffelijke overschotten zou moeten noemen. Bovendien sluit het begrip „lijken" aan op de wet op de lijkbezorging. De indeling in categorieën betreft een zeer gevoelige materie. Het is eigenlijk wat elitair denken als men zegt dat iedereen maar op gelijke wijze moet worden begraven of dat er slechts keuze uit twee mogelijk heden moet zijn. Het begraven heeft zo veel bijzonder gevoelige kanten voor degene die van te voren heeft bepaald hoe hij begraven wil worden en voor degenen die hem begraven, dat men daarin een maximale dif ferentiatie moet handhaven, zeker wanneer dit aan sluit op gewoonten en gebruiken in de omgeving. Spreker ziet geen enkele reden waarom, om welke bi zarre reden dan ook, tot eenheidstarieven zou moeten worden overgegaan. De mensen die een graf langer willen huren, moeten daartoe het recht hebben, mits dit ligt binnen de mogelijkheden van de ruimtelijke ordening. Wanneer een begraafplaats te vol gaat wor den, zijn er andere belangen die gaan meespelen. Er zijn ook mensen die helemaal geen prijs stellen op langere termijnen dan vijftien jaar; zij moeten het recht hebben het op die wijze te regelen. Anderen die menen wat meer recht op de grond te kunnen doen gelden, moeten daartoe ook in de gelegenheid zijn. Al met al ziet spreker geen aanleiding hierin verande ring te brengen. De VOORZITTER kan op dit moment op de vragen van mevrouw Oranje en de heer Detmar alleen zeggen dat de begraafplaatsen in Soest en in Soesterberg op de zelfde tijden zijn opengesteld. Dit is natuurlijk een zaak die verband houdt met de personeelsbezetting. Zij heeft begrepen dat er op het ogenblik bij de be graafplaats geen bezoekuren zijn aangegeven; mis schien kan iemand zeggen wat op het ogenblik de ge woonte is. De heer STAM: De begraafplaats is permanent open, maar zonder toezicht. De VOORZITTER zegt toe dat zal worden nagegaan wat de consequenties zijn, Als op het ogenblik de be graafplaats van zonsopgang tot zonsondergang is geopend, kan zij zich voorstellen dat dit ook in de toekomst mogelijk zou moeten' zijn, zodat artikel 7 eventueel zou moeten worden gewijzigd. Het college zal nog even aan de redactie van dit artikel dokteren; spreekster zegt toe dat de openstelling in elk geval niet een minder aantal uren zal zijn dan op het ogen blik het geval is. Ten aanzien van de terminologie is spreekster het ge heel eens met de heer Oldenboom. In de wet op de lijkbezorging is aan de gemeenten-opdracht gegeven verordeningen te maken en huJijkt.het.haar toetast, men in moeilijkheden zou kunnen komen wanneer men in een gemeentelijke verordening niet de wettelijke ter minologie zou gebruiken. Zij heeft trouwens geen enkele moeite met de gebruikte terminologie. Spreekster kan voorts geheel volgen wat de heer Ol denboom over de categorieën en over de gevoelige materie van het begraven heeft gezegd. Er moet in dezen sprake zijn van een zo groot mogelijke vrijheid. 135

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 136